vrijdag 24 februari 2012

Kritiek geven en ontvangen

Gisteren keek ik naar de Wereld Draait Door. En daar zag ik Rutger Castricum van Pownews. Hij is dat vervelende mannetje dat politici op een vreemde manier interviewt. Hij stelt afzeikvragen en hij vindt dat fractieleiders, ministers, Kamerleden en andere politieke mensen daar maar mee om moeten kunnen gaan. Het hoort bij hun functie is zijn mening.
 
 
Toen hij bij DWDD zat, werd hij door Felix Rottenberg op zijn rol als interviewer stevig aangepakt. Rottenberg stelde een vraag, Rutger ging daar op in maar kreeg vervolgens geen voet aan de grond omdat Rottenberg hem beet had en beet hield. Vervolgens zei Rutger dat Rottenberg hem uit moest laten praten. Dat was een pijnlijk moment. De gevierde interviewer van de afzeiktelevisie die nooit iemand laat uitpraten, moest kunnen uitpraten.
 
 
Ik kon er niet naar kijken. De dialoog tussen Rutger en Rottenberg en later tussen Rutger en van Nieuwkerk en Mulder gaf mij zoveel plaatsvervangende schaamte dat ik met een kussen voor mijn hoofd voor de televisie zat. Rutger werd gefileerd, er was kritiek op zijn functioneren als interviewer en hij wist zich niet voldoende te wapenen. En ik voelde zijn pijn, Rutger leed daar aan de tafel bij DWDD. En hoewel het terecht was dat juist hij eens werd aangepakt deed zijn pijn mij pijn.

Ik kan niet tegen kritiek. Ik kan niet tegen kritiek op mijn functioneren en ik kan er ook niet tegen als iemand anders kritiek krijgt. Dan voel ik de pijn. Het niet tegen kritiek kunnen zit heel diep. Als ik kritiek krijg, wil ik het liefst huilen. Ik weet dat dat geen professionele reactie is. Dus ik zal dat niet snel doen maar mijn reactie zit er wel dicht tegenaan. Als ik kritiek krijg, gaat mijn keel dicht en krijg ik vaak geen woord meer uit mijn strot. Of de kritiek nu terecht of onterecht is, ik klap dicht. Als een oester. Mijn emoties overrompelen mij en ik kan ze met niemand delen op dat moment. Want ik zit op slot.

Na een tijdje vouw ik langzaam weer open. Mijn keel slinkt en ik kan weer reageren. En dan heb ik er vaak al zo lang over nagedacht dat ik een heel overwogen antwoord geef. Het lijkt alsof ik de kritiek heb geïncasseerd. Maar dat heb ik niet. Als een olifant sla ik elk kritiekpuntje op in mijn brein en komt het te pas en te onpas weer naar boven. Als ik mijn dochters haren kam, als ik met mijn auto achter uit de brug afrijd of als ik de overhemden van mijn lief strijk.

Waarschijnlijk heb ik daarom ook zo veel moeite met het uiten van kritiek. Want kritiek op anderen dat heb ik. Natuurlijk. Ik ben er kritisch genoeg voor. Maar alleen tegen mensen van wie ik heel veel houd, durf ik wat van mijn kritiek te laten zien. Aan anderen niet.

Sportief

Sportief? Ik? Nou nee..
Ik kom niet graag in beweging. En als ik een spelletje spel en op het punt sta te verliezen, kan ik op drie manieren reageren. De meest positieve reactie is dat ik mokkend wegloop. Meestal loop ik huilend weg en blijf ik de hele middag chagrijnig. In het ergste geval smijt ik alle kaarten op de grond of werp het bord omver. Dus sportief. Nou nee...


Mijn allereerste sport die ik beoefende was ballet. Al noemen sommigen dat geen sport maar een kunstvorm. Ik kan me nog herinneren dat ik daar in mijn balletpakje voor de spiegel stond en danste op de live pianobegeleiding. Ik heb twee jaar gedanst. En toen wilde ik op gym. Waarom ik op gym wilde, weet ik niet meer. Waarschijnlijk omdat vriendinnetjes dat ook wilden. Als kind viel ik liever niet uit de boot.


Ik vond gym leuk om te doen. Een handstand leren en oefenen op de perfecte radslag waren aan mij wel besteed. Ook de brug met ongelijke leggers vond ik geweldig. Daar wilde ik het hele uur wel mee oefenen. De ringen vond ik ook fijn. Maar de balk vond ik afschuwelijk. Proberen je evenwicht te bewaren op een balk die maar 20 centimeter breed was, was niks voor mij. Ik viel er regelmatig af. En wedstrijden daar deed ik liever niet aan mee. Ik kan me herinneren dat ik mee moest doen aan een wedstrijd maar dat gewoon verzwegen heb voor mijn ouders. Ik kwam dus ook niet opdagen. De les na de wedstrijd deed ik net alsof ik het niet meer wist. Al had ik een enorme hekel aan liegen dat deed ik honderd keer liever dan mee aan een wedstrijd. Ik wist niet hoe ik om moest gaan met de spanning. En ik was bang om te falen op de balk. En ik was gewoon niet zo fanatiek met gym.


Toch kon ik wel fanatiek zijn maar dat was met name tijdens de gymlessen op school. Dan wilde ik wel graag winnen. Slagbal op het grasveldje naast de school als het warm weer was. Dan probeerde ik de bal zo ver mogelijk weg te slaan. En met de sportdag op de basisschool kon je een soort sportdiploma halen. Je moest dan vijf verschillende activiteiten doen en je werd op elke activiteit beoordeeld. Een A was de laagste score een E de hoogste. En dan had je ook nog een verschil in jongens E en meisjes E. Jongens E was verder of hoger of sneller. Je diploma was gebaseerd op een gemiddelde van de 5 activiteiten. Je kon een A,B,C,D of E-diploma hebben. Ik heb regelmatig een D-diploma gehaald met een jongens E voor hardlopen, verspringen en hoogspringen. De D kwam door het bal werpen. Daar was ik slecht in. Vaak scoorde ik maar een B en soms een C. En dat haalde het gemiddelde natuurlijk omlaag. Maar ik was wel fanatiek in die sportdiploma´s. En kon ook oprecht balen van mijn slechte worp. Ik herinner me dat ik zelfs wel eens geoefend heb met het werpen van ballen. Helaas had het geen effect.


Van de gymlessen van mijn middelbare school herinner ik me voornamelijk dat ze gescheiden waren. De meisjes hadden apart les van de jongens. En dan heb ik het over 1990! Ik vind dat altijd leuk om te vertellen. Alsof ik stam uit een heel ander tijdperk. Maar met sport heeft het weinig te maken.


Dankzij de gymlessen op de middelbare school kan ik trouwens wel redelijk volleyballen. Ik heb een aantal jaar een gymleraar gehad die dat een geweldige sport vond en regelmatig volleybaltoernooien organiseerde. Mijn beste vriendin kon supergoed volleyballen en spoorde mij en nog twee vriendinnen aan om mee te doen aan die toernooien. We hebben regelmatig gewonnen. Ik heb toen ontdekt dat een teamsport leuk kan zijn. En dat verliezen niet erg is.


En nu ben ik na al die jaren weer terug waar ik begonnen ben bij ballet. Ik sta weer in een pakje voor de spiegel. Zonder live pianobegeleiding. Ik vind het heerlijk om op klassieke muziek met lichaamsoefeningen bezig te zijn. Ik weet dat ik er nooit in zal excelleren maar dat vind ik niet erg. Ik vind het gewoon erg fijn om te dansen.






Was ik maar een hoen...

Vaak ging ik op zondag met mijn ouders en mijn broers en zusje naar mijn opa en oma. En dan aten we daar een warme lunch. De lunch ging vaak gepaard met veel herrie want de broers van mijn vader zijn nogal luidruchtige types. Maar na de lunch ging mijn opa op zijn schommelstoel zitten en was er stilte. De broers vertrokken of vochten het buiten uit, in elk geval lieten ze mijn opa met rust.

Mijn opa pakte dan zijn pruimtabak. Stopte dat in zijn deels tandeloze mond. Kauwde wat en keek ons aan. "Geef je hand eens," zei hij dan. Wij wisten al wat er zou komen.
"Ik kan toveren, ik kan toveren dat je hand naar peper ruikt..," zei hij vervolgens.
"Ruik maar.."
En dan moest je heel voorzichtig ruiken want je wist dat hij met zijn hand tegen je hand zou slaan en dat deed hij niet voorzichtig. Met een beetje pech liep je de hele middag met een zere neus. Want we waren nooit zo flauw om te zeggen dat we de grap al kenden.
Na die grap, wreef hij over zijn buik, keek ons nog eens aan en zei met een zwaar Nieuwkoops accent
"Was ik maar een hoen, dan had ik niks te doen.
´s Morgens lag ik een ei en ´s middags was ik vrij."
Hij lachte dan en sloot vervolgens zijn ogen.
Zijn middagdutje was begonnen.

Het heeft heel lang geduurd voor ik snapte wat mijn opa bedoelde. Ik vond het altijd maar een vage uitdrukking die ik amper kon verstaan. Mijn broers konden mijn opa heel goed imiteren. En ze vonden zijn uitdrukking geweldig. Maar dat kwam vooral door het accent van mijn opa. Wat voor hen de betekenis was, heb ik nooit gevraagd. Toch is de uitdrukking me dierbaar. Gewoon omdat het de eerste is die ik me kan herinneren uit mijn jeugd. En als multitaskende moeder ben ik de uitdrukking ook gaan waarderen. Ik zou soms ook wel eens gewoon een hoen willen zijn met maar één taak.

Vele jaren later ging ik werken bij een computerbedrijf. Daar had ik een manager en die zei altijd: "Als je doet wat je deed, dan kreeg je wat je kreeg." De eerste keer dat ik die uitdrukking hoorde, moest ik er even over nadenken. Ik heb het volgens mij wel drie keer gezegd voor ik het begreep. Maar vervolgens heb ik de uitdrukking vaak gebruikt. Niet hardop maar meer voor mezelf. Als ik weer eens voor een keuze stond. Die uitdrukking heeft me geholpen docent te worden. En die uitdrukking helpt me nu weer met schrijven. Het is dus nog steeds een belangrijke zin voor me. Ik geloof ook dat het waar is dat als je wilt veranderen, je zelf moet beginnen.

Een andere uitdrukking die belangrijk voor me is, is een uitdrukking van Loesje. Ik zag hem jaren geleden op een kaart staan. Ik heb die kaart toen meteen gekocht en hem opgehangen in mijn studentenkamer. Daar heeft de tekst een aantal jaar gehangen. Toen ik ging verhuizen naar het huis waar ik nu woon, heb ik de kaart meegenomen. Maar heeft hij geen vaste plek gekregen. Ik dacht dat ik de uitdrukking niet meer nodig had. Tot ik een tijdje geleden niet zo lekker in mijn vel zat. Ik kwam de kaart tegen bij het opruimen. En realiseerde hoe waar en hoe waardevol de uitdrukking toch voor mij is. Op de kaart staat: "Iedereen accepteert me zoals ik ben, nu ik zelf nog"

Creatief wonder

Creatief, in wezen is ieder mens dat. Geef mijn moeder drie verschillende ingrediënten en binnen een mum van tijd staat er een heerlijk gerecht op tafel. Geef mijn lief drie verschillende woorden en hij maakt binnen no time een geweldige zin (kijk nog even bij reacties op het Woordspelletje van februari). Geef mijn vader drie huismiddeltjes en hij maakt er een bom van. Geef mijn broertje drie akkoorden en hij schrijft een prachtig nummer. Geef een van mijn beste vriendinnen drie lapjes en er ontstaat een geweldig kussenhoesje. Geef mijn oudste broer drie euro en binnen een week is het verhonderdvoudigd. Geef mijn liefste nicht 3 minuten en er staat een mooie tekst.

En zo kan ik eindeloos doorgaan. Elk mens is in zijn of haar talent creatief. Homo Ludens. Als er ergens een gebied is waar mensen creatief zijn is het wel tijdens het spel. Mijn dochters kunnen in vijf minuten een spel bedenken waarvan zij alleen de regels snappen. Maar ook bij een bekend spel kunnen ze heel creatief zijn als ze dreigen te verliezen. Vooral dochter nummer twee maakt er een sport van om bij elke Mens-Erger-Je-Niet-beurt er systematisch een hokje extra vooruit te gaan teneinde het spel te winnen.

Creatief, het is eigenlijk een geweldig woord. Juist omdat ieder mens het is. En wat is het jammer dat veel mensen zich niet realiseren dat ze creatief zijn en een hekel hebben aan het begrip. Vooral omdat creatief ten onrechte vaak alleen maar gekoppeld wordt aan kunst, muziek, textiele vormgeving, dans maar ook Sinterklaas en dichten. "We doen geen surprises hoor, we zijn niet creatief," hoor ik mensen vaak zeggen. En zo wapenen zichzelf tegen het onder tijdsdruk maken van een komisch gedicht. Of ze zeggen "We gaan nooit naar het museum, we hebben niets met creativiteit". Ze hebben eigenlijk een heel negatief creatief beeld van zichzelf en zien niet dat ze juist geweldig creatief zijn in hun eigen talent zoals bijvoorbeeld het plannen van de kortste vaarroutes, ontduiken van belasting of verven van het huis.

Ik vind Sinterklaas heerlijk en niet omdat ik er al mijn creativiteit in kwijt kan maar omdat ik het leuk vind om voor een ander iets te maken. Van tevoren vind ik mijn gedicht vaak geweldig maar als het eenmaal voorgelezen wordt en onbedoeld toch wordt vergeleken met andere gedichten (want geef mijn jongste zus drie karaktereigenschappen en ze schrijft een perfect passend gedicht) weet ik weer dat ik niet de meest creatieve geest ben op het gebied van dichten.

Maar dat doet er juist ook niet toe. Als je realiseert dat je creatief bent in je eigen talent word je vaak vanzelf creatief op andere gebieden. Juist omdat je van jezelf vindt dat je creatief bent.
Dus geef jezelf drie creatieve eigenschappen en wacht op het wonder...

dinsdag 21 februari 2012

Waarom ik het zo moeilijk vind om cadeautjes te geven

Cadeautjes krijgen vind ik heerlijk! Eén vriendin is er heel goed in. Zij weet hoe ze pakjes heel mooi moet inpakken. En haar cadeautjes zijn daarom al een feestje. Ze gebruikt net dat leuke rood-wit-gestippelde papier en hangt er dan een lief zelf bestempeld kaartje aan. Wat er dan in het pakje zit, doet er bijna niet meer toe. Mijn lieve nicht geeft graag veel cadeaus. Voor mijn 38e verjaardag kreeg ik dan ook 38 pakjes. Het ultieme cadeau. Want ik vind cadeautjes fijn maar heel veel cadeautjes geweldig.

Ik weet hoe heerlijk het is om cadeautjes te krijgen en toch vind ik het moeilijk om cadeautjes te geven. Dat zit diep.

Lang, heel lang geleden, bijna 30 jaar, was ik een vrolijk en blij kind. Ik wilde graag mensen blij en gelukkig maken. En omdat ik niet zoveel geld had maar wel een groot hart besloot ik op een dag cadeautjes te maken voor de hele buurt.
Mijn moeder had een hele lading make-up en dagcrèmedoosjes voor me. En vrolijk ging ik aan de slag en maakte ik er mooi versierde doosjes van. Toen ik klaar was, was ik erg tevreden en besloot ik de pakjes te bezorgen. De eerste buurvrouw reageerde enthousiast. De tweede ook. De buurvrouw van nummer 7 was niet thuis. En de vrouw van nummer 9 bedankte me vriendelijk voor het lieve gebaar maar nam mijn pakje niet aan. Dat deed wel een beetje zeer. En ik twijfelde of het wel een goed idee was. Toch ging ik verder. De buren op nummer 13 en 15 waren wel erg blij met mijn zelfgemaakte cadeautjes en vol vertrouwen belde ik aan bij nummer 17.
Daar woonde de boze buurman. Als je bal bij hem in de tuin kwam, was je ´em kwijt. En hij riep ook wel eens wat onverstaanbaars als hij vond dat we teveel herrie maakten op het grasveldje.
Toch was ik nu niet bang. Een cadeautje zou hij toch wel kunnen waarderen? In het slechtste geval zou hij weigeren, net als de buurvrouw van nummer 9.
Niet bang maar wel een beetje gespannen stond ik voor de deur. Ik zag de buurman door het raam van de deur dichterbij komen. Hij trok de deur open en keek me aan met een verwilderde blik. Zijn haren leken ongekamd.
"Ik heb een cadeautje voor u..", stamelde ik enigszins geschrokken door zijn woeste aanblik nu ik zo dichtbij hem stond. Ik wilde hem een met groene vierkantjes beplakte oil of olaydoosje geven. Hij keek naar mij. Hij keek naar het doosje. En het leek alsof hij een teug adem nam.
"IK HOEF DIE ROTZOOI NIET!!", schreeuwde hij.
"ROT OP MET JE ROMMEL. LAAT ME ALLEEN"
"NIEMAND ZIT OP JOUW ZOOI TE WACHTEN!".
En hij sloeg de deur dicht. Ik stond daar verstijfd en versteend van angst en schrik. Hoe ik thuisgekomen ben weet ik niet meer. Ik weet wel dat mijn moeder me in haar armen nam. Dat ik met mijn hoofd op haar schoot lag. Dat ze met één zachte hand mijn haren streelde en dat ze met haar andere hand mijn tranen wegveegde. En dat ze me uitlegde dat het niet aan mij lag.

Maar traumatische gebeurtenissen krijgen een apart plekje in je hersenen, weten de wetenschappers tegenwoordig. En vanuit dat plekje kunnen ze heel aanwezig zijn. En regelmatig als ik een cadeautje uitzoek voor mijn lief, mijn kinderen, mijn lieve vriendinnen, mijn familie, mijn nicht, hoor ik weer die stem: "Niemand zit op jouw rotzooi te wachten!"

En nu weet je waarom ik het moeilijk vind om cadeautjes te geven.

maandag 20 februari 2012

Krokusvakantie

Vroeger op de basisschool waren de jaargetijden tenminste duidelijk. Dat kwam niet door het weer. Hoewel dat in mijn herinnering toen ook altijd braaf deed wat het hoorde te doen. Het kwam door de plakwerkjes en de gedichtjes.

Elk jaar aan het begin van de lente maakten we een lentegedicht. Elk jaar liepen er lammetjes in de wei, legden de vogeltjes een ei en waren de mensen blij. Dat was tenminste duidelijk. En elk jaar maakten we in de weken voorafgaand de krokusvakantie een blauw druifje, een narcis en een sneeuwklokje. Het blauw druifje werd gemaakt van blauw crêpepapier. Daar draaide je kleine bolletjes van en plakken maar. De narcis maakte je van een geel geverfd stuk eierdoos. En het sneeuwklokje plakte van je stukjes papier. De knutselwerkjes waren leidraad voor de seizoenen. En dat vond ik rustgevend.

Toen ik kinderen kreeg, nam ik mezelf voor, met hen ook weer te gaan knutselen. Want in mijn jeugd leek de tijd langzamer te gaan. En dat heb ik jaren aan die knutselwerkjes gekoppeld. Ik dacht als ik weer ga knutselen, gaat de tijd vanzelf langzamer. Ik weet nu uit ervaring dat dat zo is. Knutselen met kinderen die daar nog niet zo aan toe zijn, zeg maar kinderen van 2 jaar, is ronduit frustrerend. En absoluut niet rustgevend. Toen dochter één voor het eerst haar blauwe druifje maakte, zaten de balletjes overal behalve op het papier. Haar handen waren blauw, haar stoel was blauw, het behang was blauw en de tafel was blauw. Ik was uren bezig het weer schoon te krijgen. Die uren leken wel dagen te duren. De tijd leek inderdaad langzamer te gaan.

Knutselen met kinderen die er wel aan toe zijn, zeg maar kinderen vanaf 4 jaar is ook niet rustgevend. Als ze bezig zijn, wel hoor, maar voordat ze aan de slag gaan. Dan moet je eerst een hele discussie voeren over dat er nu blauwe druifjes gemaakt moeten worden. En daar zijn de meiden het dan niet mee eens omdat zij vinden dat er tulpen gemaakt moeten worden. Want die zagen ze in de Albert Heijn. Dus...

Dus... laat ik de knutselwerkjes tegenwoordig maar over aan school. Blauwe druifjes, narcissen en sneeuwklokjes heb ik nog niet gezien. De knutselwerkjes zijn tegenwoordig net als het weer. Volkomen onvoorspelbaar.

Risico´s nemen

Als ik ergens niet zo van houd, zijn het risico´s nemen. Ik durf het niet. Ik blijf liever bij het bekende dan dat ik nieuwe avonturen aanga. Terwijl ik er wel van droom. Van nieuwe avonturen. Ik zou heel graag met mijn lief en drie meiden een aantal maanden door Europa willen trekken met een camper (het liefst zo´n romantisch Volkswagenbusje). Ik zie het al voor me. Mijn lief rijdt, ik zit in een bloemetjesjurk naast hem en mijn drie dochters, zitten, hard zingend achter ons. En zo tuffen we heel Europa door.

Maar het gaat niet gebeuren. Ik zie allemaal beren. Hoe moeten we dat betalen? Hoe gaat dat met school? Hoe regel ik dat met mijn baan? Hoe gaat dat met ons huis? Enzovoort. Sommige mensen zeggen dat er geen problemen zijn maar alleen maar uitdagingen. Dat geldt niet voor mij. Ik houd van problemen. En die dan in gedachten nog groter maken. En zo blijft een droom, een droom.

Maar soms, als het echt niet anders kan, neem ik wel een risico. Zo heb ik wel eens bewust een glas bier over een leuke jongen heen gegooid. In de hoop dat hij mij zou zien. Het werkte. Hij ziet me nog steeds. Al achttien jaar.

Shoppen

"Vind je het leuk om te gaan shoppen?" vroeg het citatenmuseum me deze week. Als deze vraag me tien jaar geleden was gesteld, had ik volmondig "JA" gezegd. Toen was ik dol op shoppen. In de grote Bijenkorf of in kleine winkeltjes in de 9 Straatjes in Amsterdam. Het maakte mij niet uit. Ik stapte net zo lief Louis Vuitton binnen als de Hema. Als ik maar kon shoppen. Kijken, voelen, proberen en dan kopen. Dat heerlijke gevoel dat je met een tasje naar buiten gaat. Een tasje met iets waardevols. En daarna iets drinken. En dan het tasje al openmaken. De waar weer bekijken, bevoelen en proberen. Heerlijk!

Mijn verslaving was zelfs zo groot dat ik bij elk duf souvenirwinkeltje naar binnen moest. Hoe afschuwelijk de spulletjes ook waren; knuffeleifeltorens, zeepkathedralen, een handbeschilderd rummicubspel enzovoort. Ik moest kijken. Ik moest voelen. Proberen. En het liefst ook nog iets kopen. Al was het maar een ansichtkaart.
 
Dat gevoel is ergens toen ik kinderen kreeg verdwenen. Een combinatie van te weinig tijd en te weinig energie. Sommige vriendinnen lossen dat op door te winkelen via de computer. Maar dat vind ik niks. Achter het scherm zien dat jurkje, dat boek of die broek er superleuk uit. En na de druk op de knop voel ik me even blij. Maar als ik de spullen na een paar dagen uit de net per post bezorgde doos haal, denk ik vaak: "Had ik dat echt nodig?"

Dus ga ik nu nog maar hooguit één keer per jaar de stad in. En dan ga ik niet eens lekker los maar gewoon praktisch op zoek naar de dingen die ik nodig heb. Ach, het komt wel weer terug. Ik heb drie dochters. Over tien jaar weer genoeg shopplezier.

zondag 19 februari 2012

Pillowtalk

Pillowtalk. Dat woordje leerde ik van een vriendin die in Ierland is gaan wonen. Elke avond heeft ze samen met haar man voor het slapengaan, pillowtalk. Ze kletsen wat over van alles en nog wat. Wat een geweldig woord. Dat bestaat alleen in het Engels. Helaas heb ik zelden pillowtalk. Dat ligt niet aan mij maar aan mijn lief. Zodra hij zijn hoofd op zijn kussen legt, is hij weg.

Ik heb die eigenschap niet. Zodra ik mijn hoofd op mijn kussen leg, ben ik in beweging. Eerst draai ik in gedachten kleine cirkels om mijn dierbaren. En hoe langer ik lig, hoe groter de cirkels worden. Ik denk aan mijn familie, aan mijn werk, aan de problemen in Nederland en aan de problematiek in de wereld. Het is vermoeiend maar ik val er niet van in slaap.

Als ik lang wakker lig, ga ik aan mijn slaapverhalen denken. Verhalen die ik al heel lang geleden bedacht heb en waar ik telkens een stukje probeer aan te breien. Tot nu toe werken mijn slaapverhalen het best. Meestal val ik er wel van in slaap.

En dan hoop ik dat ik door slaap. Daar had ik ruim 6 jaar geleden nooit bij stil gestaan. Dat je ´s nachts wakker kon worden. Maar sinds ik kinderen heb, weet ik niet beter. Het is nu bijzonder als ik een nacht helemaal niks hoor. En als ik uit kan slapen tot een uur of acht. Helaas is dat vaak een droom.

Net als de droom dat ik met mijn lief eens echt pillowtalk heb. Misschien moet ik daar maar eens een nieuw slaapverhaal van maken.





De eerste keer tv

Pas zag ik op de televisie een fragment van "Er was eens .... de ruimte". Een tekenfilmserie uit de jaren tachtig. Ik was meteen terug in de tijd. En moest denken aan "De strijd der planeten" een favoriete serie van mijn oudste broer. Hoewel ik me van de serie zelf weinig kan herinneren, weet ik nog wel dat mijn broer er een plaatjesalbum van had. En omdat hij de serie goed en spannend vond, vond ik dat waarschijnlijk ook.


Of dat mijn eerste televisieprogramma weet ik niet meer. Ik weet niet meer wat dat was. Als ik denk aan vroeger komt Ivanhoe bij me naar boven. En denk ik aan dat je naar de televisie moest lopen om deze op een andere zender te zetten. Maar mijn eerste televisieprogramma? Ik zou het niet weten.


Natuurlijk herinner ik me nog wel de woensdagmiddag. Dat was televisiemiddag. Alle series werden dan, zonder reclame, uitgezonden. Ik herinner me nog de moestuin. Dat deuntje heb ik nog steeds in mijn hoofd. Op youtube heb ik even terug gekeken. Het viel me toch wel erg tegen. Het was zo kneuterig. De poppenkraam vond ik toen ook erg leuk om te kijken. En de familie Knots. Natuurlijk keek ik ook naar de film van Ome Willem. Naar Beertje Colargol. En later naar de Troetelberen, de Freggles en de Snorkles.


Maar de tekenfilmserie die het meest indruk heeft gemaakt is toch Candy. Een serie over een blond meisje dat opgroeide in een tehuis. Later wordt ze door een niet al te aardige familie geadopteerd. En ze droomt van haar prins, een jongen haar eens getroost heeft. Deze serie duurde heel lang. En ik heb regelmatig snikkend achter de beeldbuis gezeten.


Een andere serie die ik geweldig vond was Q en Q. Mijn broertje en ik keken dat elke week. Maar één keer konden we het niet zien, ik weet niet meer waarom. Mijn oom en tante die een VHS-videorecorder hadden, hebben de serie toen voor ons opgenomen. Het was de eerste keer dat mijn broertje en ik iets zagen dat was opgenomen. En dat vonden we zo bijzonder. Dat we op een andere dag naar Q en Q konden kijken.

Vroeger keek ik ontzettend veel televisie. En nu eigenlijk nooit meer. Ik heb er de tijd, het geduld en de energie niet meer voor. Opnemen gaat tegenwoordig met een HD-recorder super makkelijk en dat doe ik ook regelmatig. Maar ik kijk het vervolgens nooit meer terug.

zaterdag 18 februari 2012

Woordspelletje

Een woordspelletje. Heel nutteloos, maar zó leuk om te doen: schrijf één zin op – mag kort of lang zijn – waarin de volgende drie woorden voorkomen: hond, visite, lantaarnpaal. Probeer er een zin van te maken die toch min of meer logisch klinkt.

De lantaarnpaal ging op visite, onderweg kwam hij een hond tegen, hij lichtte zijn paal op en besproeide de hond.

Een lange vieze hond en een harige valse lantaarnpaal gingen eens bij elkaar op visite.

Hond of kat

Vroeger hadden wij een dikke rode kater. Hij heette Porgy, zijn maatje Bess heb ik nooit gekend. Ik was dol op het beest. Hij kon zo lekker hard spinnen. Hij at mijn velletjes worst op. Hij lag zo lekker op het voeteneinde van mijn bed. Ik kon heerlijk met hem knuffelen als hij op mijn schoot lag. Door Porgy dacht ik dat ik een poezenmens was.


Honden vond ik kwijlerige beesten die aanstellerig blaften. Of ze waren te nadrukkelijk met hun snuit in je kruis aan het duwen. Ik vond honden stiekem maar vervelende beesten die stonken en te veel haar achterlieten. Sommige honden vond ik wel leuk. Zo als Sacha de hond van mijn oom en tante. Haar heb ik veel uitgelaten. Of de hond van mijn opa en oma, een grote herdershond waar ik naast ging liggen in zijn mand. En Daisy en Ricky de schattige hondjes van mijn buurmeisje. Ze konden zo lekker druk blaffen. En dat vond ik dan wel weer grappig. Maar een hondenmens. Nee dat was ik niet.


Toen mijn lief en ik gingen samenwonen wisten we dat we samen poezen wilden. Poezen waren leuk, aanhankelijk maar ook op zichzelf. Zo was ons beeld. We besloten een poes uit het asiel te nemen en een jong katje. We kwamen erachter dat poezen net als mensen karakters hebben. Verschillende karakters.

De poes uit het asiel, Floor, was een angstig beest dat niet op schoot wilde en paranoia werd van elke dichte deur. De jonge kat, Kleintje, was een enorm vrijbuiter die op sommige momenten wel naast je op bed wilde liggen maar alleen als Floor er niet bij was. Die twee konden elkaar niet luchten of zien. Vier jaar hebben ze het met elkaar uitgehouden maar door een verhuizing werden ze uit elkaar gehaald. Kleintje liep twaalf keer van het nieuwe huis terug naar het oude huis en werd uiteindelijk door de ex-buurvrouw geadopteerd. Floor vond de nieuwe omgeving meteen heerlijk en het werd ideaal toen bleek dat Kleintje niet meer terug kwam.


Floor bleef echter een paranoia beest. En dat is het nog steeds. De zomer is haar favoriete jaargetijde. Dan kan ze staan en gaan waar ze wil. Maar in de winter met al die dichte deuren wordt ze een beetje gek. En wij worden gek van haar. Om de haverklap miauwt ze dat ze naar buiten wil. En als ze buiten is, wil ze naar binnen. Aargh..


Dus ik weet niet meer of ik een poezenmens ben. Aan het einde van de dag merk ik dat ik nog maar weinig energie over heb om aandacht aan Floor te geven. Ik probeer het wel eens maar het lukt me vaak niet. Aan een hond die uitgelaten moet worden, moet ik helemaal niet denken. Al vind ik honden niet meer zo vervelend als vroeger. Als ik er één tegenkom, geef ik de hond een aai of een knuffel.


Of ik nu een poezenmens of hondenmens ben, ik weet het niet meer...
Daar ben ik te moe(der) voor..

De oude man en zijn winkel deel 2

De man had niet veel klanten nodig. Het kostte hem altijd veel energie. Maar de mensen betaalden goed. Hoe de man zo goed in zijn werk geworden was, wist hij ook niet meer precies. Het was opeens gebeurd. Jaren geleden was hij nog een gewone schoenmaker. Hij werkte nooit heel erg hard maar had wel degelijk plezier in zijn werk.
Op een zekere dag was er een man in zijn winkel gekomen met een bijzondere vraag. Dat was de eerste keer geweest dat de oude man zijn talent ontdekte. Hij had er toen niet veel mee gedaan. Dacht dat het iets toevalligs was. Maar een paar weken later was diezelfde man er weer. En weer lukte de oude man het om de man te helpen zonder dat hij daar zijn schoenmakersvak voor gebruikte. Toch wist hij op dat moment nog steeds niet dat hij een talent bezat wat hij zou gaan ontwikkelen. Dat kwam pas later. Nadat hij de man en later andere klanten een aantal keer had geholpen met hun vragen. En nu dus wekelijks de oude dame. Zij kon niet meer zonder hem.


Wordt (t.z.t) vervolgd...

Theeleut of koffieleut

"Wat willen jullie drinken, thee of melk?"
Elke ochtend stel ik deze, in feite, retorische vraag aan mijn dochters.
Want ik hoop dat ze op een ochtend "Thee, mama!" gaan zeggen.
Maar het is dus altijd melk. Terwijl ik zo van thee houd.
Ik heb het wel geprobeerd, ze van thee te laten houden. Vruchtenthee met veel suiker gegeven. Maar tot nu toe is alleen de oudste wel eens bereid het te proberen. En dat terwijl ik als kind juist het liefst thee dronk. Ik kan me goed herinneren dat ik op de basisschool thee mee kreeg in een drinkbeker. Thee met suiker. Op school dronk ik deze thee koud. En ik vond dat heerlijk.´s Morgens maakte mijn moeder bij het ontbijt  een beker slobberthee voor ons. Gewone thee met 2 scheppen suiker en wat koud water erbij zodat we het lekker makkelijk weg konden slobberen.

Koffie dronk ik niet. Al vond ik het wel heerlijk om koffie te zetten voor mijn ouders. Ik genoot zo van de geur van koffie als ik het Douwe Egberts koffieblik opende. Ik weet nog dat ik het zo vreemd vond dat ik iets wat ik zo lekker vond ruiken, zo vies vond smaken. Dat was niet logisch. Ik heb regelmatig een slokje koffie genomen van mijn ouders maar kon aan de bittere smaak niet wennen. Dus zette ik maar koffie voor ze. Zes grote scheppen koffie en een snufje zout. Dat was het perfecte recept voor een pittig bakje koffie.

Pas later ontdekte ik dat mijn ouders geen koffieleuten zijn maar koffiedrinkers. Zij drinken echt heel sterke koffie. Mijn vader zei regelmatig gekscherend dat een hoefijzer moet kunnen drijven in de koffie, pas dan is de koffie sterk genoeg. Waarschijnlijk verklaart dat ook waarom ik hun koffie zo bitter vond.

Toch is het wel enigszins goed gekomen tussen koffie en mij. Toen ik begon te studeren ontdekte ik cappuccino en dat vond ik best lekker. Mits het een cappuccino was met veel melk. In die tijd kwamen er ook steeds meer koffieketens in Nederland. En werd een koffie met veel melk gewoon. Ik drink nu het liefst een latte macchiato.

Nog steeds moet ik de dag beginnen met een kop thee. Het liefst gewone thee. Pas als ik een kop thee opheb, kan ik enigszins functioneren. En na die kop thee moet ik binnen twee uur een latte macchiato hebben gedronken. Pas dan kan ik enigszins nadenken. En dan hebben we mijn dagelijkse rituelen wel gehad. Een kop thee en twee uur later een kop koffie.

donderdag 16 februari 2012

Hollandse pot

Het schaatsen is weer achter de rug maar we kunnen nog wel even stamppot eten. Dat vind ik zo heerlijk van de herfst en de winter, stamppotten eten. Men neme één pan en men gooie daar wat aardappels en groente in. Men laat het 20 minuten koken en klaar....

Ik heb mijn hele leven al van stamppotten gehouden. Mijn moeder maakt(e) de lekkerste hutspot. En het opgebakken restje was op kliekjesdag nog lekkerder. Daar vochten we om, mijn broers, mijn zusje en ik. En van de boerenkool herinner ik me dat je er zo fijn kuiltjes in kon maken waar je dan de jus in kon laten lopen. Mijn broertje verzon hele verhalen bij de boerenkool. De kuiltjes met jus waren volgens hem modderpoeltjes. Hij maakte van de boerenkool een duingebied. En de ketchup die er standaard bij gegeten werd, veranderde in een bloedig spoor van een gevecht dat net in de duinen had plaatsgevonden. De slag om Duinkerken werd regelmatig levendig nagespeeld. De boerenkool smaakte er trouwens niet minder om. Andere stamppotten kan ik me uit mijn jeugd niet meer herinneren.

Pas toen ik ging studeren at ik voor het eerst andijviestamppot. Met rauwe andijvie. En ik vond het heerlijk. Ik vroeg mijn moeder waarom wij dat nooit hadden gegeten. "Omdat je vader niet van andijvie houdt," zei ze me. "Dat zullen we wel zien," dacht ik. En toen mijn vader eens bij me bleef eten kreeg hij andijviestamppot met mais en cashewnoten voorgeschoteld. Hij vond het heerlijk.

Ik bleef experimenteren met stamppotten. En toen mijn lief en ik gingen samenwonen aten we regelmatig stamppot met venkel, met koolraap, met zuurkool, met spitskool en met ijsbergsla. Ook organiseerde ik met een vriend een heuse stamppottenparty. We hebben toen voor bijna 30 man hutspot gemaakt. Het werd een leuk en lekker feestje.

De laatste paar jaar eet ik eigenlijk zelden stamppot meer. Dat is er ingeslopen. Dochter één at en eet braaf met de pot mee. Met haar hebben we nog regelmatig stamppot gegeten, zelfs een bijzondere variant met spruiten, cashewnoten, druiven en fetakaas. Die we allemaal heerlijk vonden. Maar sinds dochter twee mee eet met de pot zijn stamppotten verleden tijd. Zij houdt namelijk niet van zo aardappels. En hoewel ik me zo had voorgenomen: "Ik blijf gewoon eten wat ik lekker vind" , is het er toch ingeslopen. No more stamppot voor ons.....

Hoewel... Sinds een paar weken hebben het hapjessysteem weer in ere hersteld. Van een nieuw gerecht moeten dochter één en twee het aantal hapjes van hun leeftijd eten. En het werpt langzamerhand zijn vruchten af. Hutspot wordt sinds kort redelijk enthousiast ontvangen en vrijwillig opgegeten.

Nu de andere stamppotten nog....

maandag 13 februari 2012

Mijn handtekening

"Mevrouw, is die apenstaart van u?"
"Huh, wat bedoel je?"
"Nou die apenstaart die, die handtekening?"
"Oh, ja die, ja die is van mij."
"Zo, die is makkelijk te vervalsen!"
"Oh,..."
"Kijk maar....... zo gedaan..."
"Aha, knap van je.."

Na dit gesprek tussen een leerling en mij realiseerde ik dat ik toch echt iets aan mijn handtekening moet doen.
Dat is tot op heden nog niet gebeurd.

zondag 12 februari 2012

Mijn bril of eigenlijk toch niet of misschien toch wel?

Toeval?

Vrijdagavond schreef ik al onderstaand stukje bij het onderwerp: mijn bril.
Het was nog niet af dus ik sloeg het op.

Lees maar:

Soms voel ik me door deze opdrachten net Michel de Montaigne. Een Franse filosoof die probeerde zo openhartig mogelijk over zichzelf te schrijven. In zijn Essais beschrijft hij werkelijk alles: zijn scheten, zijn ideeën, zijn stoelgang en zijn maaltijden. Hij wilde namelijk een totaal ander boek schrijven dan ooit was geschreven. En dat is hem gelukt. Nooit eerder was er een boek verschenen waarin de lichamelijke en geestelijke ervaringen van een persoon zo openhartig beschreven waren. Hij leek wel een postmoderne blogger.
Nu wil ik trouwens absoluut niet pretenderen dat ik met deze stukjes ook maar een nanomilimeter in de buurt van het werk van Michel de Montaigne kom. De tijden zijn veranderd en er zijn nu boeken en blogs in overvloed over ieders zieleroerselen.
En ik merk dat ik soms een beetje moe word van de opdrachten. Ze zijn hartstikke leuk. Maar ze gaan alleen maar over mij. En dat wrikt soms. Wie zit hier op te wachten? Zit ik hier zelf op te wachten? Wil ik wel in alle detail van alles over mijn leven opschrijven en het vervolgens op een blog zetten? Ik weet het niet.

Enfin ik was nog niet klaar. Ik wilde nog verder gaan over de Montaigne. En daar op de één of andere manier een verhaal van mijn bril aanbreien. Maar ik was moe en ik stopte.

Wat schetst mijn verbazing als ik zaterdagochtend (dus een nacht later) de Trouw opensla en ik de sectie Letter en Geest doorblader? Op de eerste pagina van het deel Boeken staat er in grote letters:

Hoe te leven: 20 antwoorden.
De ondertitel luidt: Michel de Montaigne's levenskunst en het verschil tussen een blog en een essay.

De schrijfster van dit boek, Sarah Bakewell, noemt Michel de Montaigne een voorloper van het bloggen. En tegelijkertijd schrijft ze dat Montaigne ook laat zien dat er een groot verschil is tussen babbelen over jezelf en je eigen waarnemingen gebruiken om te onderzoeken wat het is om mens te zijn. (Deze laatste zin is een letterlijke kopie uit de tekst die geschreven is door Julie Phillips).

Ok! Ik voel hier een nieuwe opdracht.  Of anders, een nieuwe richting die ik aan de opdrachten van het citatenmuseum kan geven. Ik heb genoeg gebabbeld. Of het me gaat lukken, weet ik nog niet, maar ik kan proberen met de opdrachten van het citatenmuseum te ontdekken wat het is om mens te zijn. Door mezelf waar te nemen. Hoe ik dat ga doen, ik heb geen flauw idee. Ik weet alleen dat ik mezelf ga proberen waar te nemen.

Door mijn eigen bril.

vrijdag 10 februari 2012

Volle maan

Ik loop met mijn tante over straat. Het is donker. Ik pak haar hand. Zij vertelt mij over Amsterdam. Waar ze woont. Over haar studie. Ik weet niet waar we naar toe gaan. Opeens wordt het lichter. We kijken allebei omhoog. Ik zie de maan. Een volle maan. Zij komt achter een donkere grijze wolk vandaan. Mijn tante ziet de maan ook. Ze kijkt me aan. Ze pakt mijn hand nog wat steviger vast. En ze vertelt me dat de maan van goud gemaakt is. Ik lach en ik weet dat het niet waar is. Toch maakt het me blij. Ze gaat door met vertellen. Ze legt me uit dat er met volle maan altijd bijzondere dingen gebeuren. Dat geloof ik wel. Ik lach weer. En ik voel haar hand. Ik voel me blij.

Mijn overgrootoma en ik zitten op de bank. Het is een bijzondere dag. Want er is een maansverduistering. Ik heb dat nog nooit meegemaakt. Mijn overgrootoma wel want zij is al oud. Ze heeft speciaal voor mij een stukje glas zwart gemaakt. Met roet. Ik weet dat er ook speciale brilletjes zijn. Maar die hoef ik niet. Een stukje glas met roet is beter. Als het zover is, kijken we omstebeurt naar de maan. Er is een hapje uit de maan. Het is een mooi gezicht. Mijn oma schenkt appelsap in een beker met een bloem erop. We zijn samen. Ik voel me blij.

Mijn vriend en ik lopen over straat. Ik ben 9 maanden in verwachting. Het is nacht. De maan schijnt. Het is een mooie gele volle maan. We mijmeren samen. Over hoe het zal zijn. Als ouders. Hoe zullen we worden?  Kunnen wij wel een kind opvoeden? Wat voor kind zal het zijn? Wordt het een jongen of een meisje? Ik loop traag. En ik kijk weer naar de maan. Misschien gebeuren er bijzondere dingen.  Ik voel me blij.

Mijn vader belt me. Het is volle maan. Ik ben in verwachting van mijn tweede kind.
"En?"  vraagt hij, "gaat het vandaag nog gebeuren?"
"Nee pap, dat denk ik niet, anders was het  wel begonnen."
"Vorige keer was je toch ook met volle maan bevallen?"
"Ja, dat klopt maar deze keer? Nee, ik denk het niet."
"Ok."
 En we babbelen nog wat verder over koetjes en kalfjes. Ik leg de telefoon weer neer. En ik ga pizza maken. Ik kneed het deeg en rol het uit. Tot ik een steek voel. Ik probeer de steek te negeren. Het lukt niet. Drie uur later is mijn tweede dochter er.
Ik voel me blij.

donderdag 9 februari 2012

Hartje winter


Deze winter heb ik het naar mijn zin. En dat komt door twee zaken: ijs en sneeuw. Ik heb het naar mijn zin als er sneeuw valt. Veel sneeuw. Zoveel sneeuw dat je er heerlijk sneeuwballen van kunt gooien, of dat je er een mooie sneeuwpop van kunt maken. En ik vind het fijn als er ijs ligt, als je kunt schaatsen. Ik heb veel mooie herinneringen aan sneeuw en ijs.


Ik denk aan toen ik 8, 9 of 10 jaar oud was. Ik weet het niet meer precies. Ik weet nog wel dat er toen wel bijna elke winter sneeuw viel. Zoveel sneeuw dat je kon gaan sleeën. En dat deed je toen gewoon ruig, zonder sneeuwlaarzen, skibroek of thermokleren. Je had alleen een spijkerbroek aan. En als het echt koud was, trok je nog een pyjamabroek onder je spijkbroek aan. En daar ging je op je rubberlaarzen met op je hoofd een bivakmuts. Sleeën.


Samen met mijn broers gingen we achter elkaar het dijkje af. Omstebeurt of met elkaar op één slee. En ik weet nog zo goed dat we voor het eerst rode bobsleetjes hadden. Wat gingen we snel. Zoveel sneller dan met de houten slee. Opeens lagen we in het slootje onder aan de dijk. Dat was ons nooit eerder overkomen.


En als we moe van het sleeën waren, dronken we een kop chocomel en bedachten we nieuwe plannen. Een iglo maken van sneeuw. Dat moest toch kunnen? Mijn broers en ik trommelden de buurtkinderen op en we gingen aan de slag. We maakten blokken van sneeuw. Stapelden deze op elkaar. En na een tijdje stond er al een halve iglo. Toch viel het tegen om het ding echt af te krijgen. Mijn jongste broer en ik haakten af. Alleen mijn oudste broer ging stug door. Hij heeft als het om bijzondere projecten gaat altijd al veel meer doorzettingsvermogen gehad.

Ook komt de gigantisch grote sneeuwvrouw bij me omhoog. Wat hadden we een lol toen we haar maakten. Er was zoveel sneeuw gevallen dat we een grote sneeuwpop wilden maken, mijn broers en ik. En niet zo´n gewone saaie, dertien-in-een-dozijn-sneeuwpop. We wilden een bijzondere sneeuwpop. En dat werd het. Een bijna twee meter hoge sneeuwvrouw met enorme borsten, cup DD.

En ik heb ook recente herinneringen aan sneeuw. Aan die keer dat mijn jongste dochter gedoopt werd. De nacht ervoor had het enorm gesneeuwd. We werden wakker in een witte wereld waar de sneeuw wel bijna een halve meter hoog lag. In de kerk was zelfs de akoestiek veranderd door de vele sneeuw. Het was zo indrukwekkend.


In dezelfde winter hebben mijn dochters heerlijk gesleed. Elke middag gingen ze uren achter elkaar roetsj de dijk af. Mijn middelste dochter heeft me nog heel lang gevraagd of ze 's middags weer kon sleeën. Ze begreep niet dat ze daar sneeuw voor nodig had.


Ja, als er sneeuw valt, echte plaksneeuw, heb ik het wel naar mijn zin in de winter.
Ook ijs maakt me heel blij. Maar daar heb ik al wat over geschreven. Dat vind ik nu wel even genoeg.

maandag 6 februari 2012

Mijn lievelingstrui

Als puber had ik een trui,
een witte met blauwe strepen,
en door de mooie boothals,
kon ik er fijn mee dwepen.

Ik voelde mij in die trui,
een echte Franse dame,
mijn haar, mijn schouders,
alles viel er goed mee samen.

Helaas is dat mooie truitje,
er al heel wat jaar niet meer,
en als ik oude foto's zie,
doet dat nog wel wat zeer..

Eigenlijk heb ik nimmer,
zo'n fijn truitje meer gekocht,
al heb ik er in elke winkel,
wel een keertje naar gezocht.

Ik heb nu wel een bruine,
heel fijne, grote, wikkeltrui,
niet zo elegant, maar toch..
hij is goed voor een comfy bui..

Als ik me een beetje down voel,
gestresst of heel alleen,
pak ik mijn bruine wikkeltrui,
en wikkel 'em om me heen.

Ik voel me dan heel veilig,
en ook een beetje stoer,
dat heb ik dan wel nodig,
anders val ik op de vloer

Maar toch...  zo'n witte trui
met mooie blauwe strepen,
Is helaas niet meer te vinden,
en waar je mee kunt dwepen..

Zakgeld

Vorige week vertelde een leerling in mijn klas dat ze voor haar verjaardag een laptop had gekregen.
"Gekregen?"  reageerde een medeleerling "je moest van je ouders toch de helft betalen?"
Het meisje vertelde dat ze inderdaad de helft moest betalen van haar ouders.
De meeste leerlingen vonden dat maar raar. Voor een cadeau hoef je niks te betalen was hun idee.
Ik vertelde de klas dat ik het wel normaal vond. En ik legde de leerlingen uit dat mijn dochter van zes van haar zakgeld ook al dingen moet betalen. En niet alleen de dingen die ze zelf graag wil. Maar dat ze er ook het verjaardagscadeautje voor haar zusje deels mee betaalt. En als we met vakantie gaan, verwacht ik van haar ook een kleine bijdrage.
Dat vonden de leerlingen nog vreemder en ook behoorlijk zielig voor mijn dochter.
Toen ik ze vroeg hoe het er bij hen dan aan toe ging, legde een aantal mij uit dat ze erg veel kregen van hun ouders. En dat ze ook wisten hoe ze het moesten krijgen, gewoon flink en lang zeuren. Ze vonden het zelf ook niet altijd terecht dat ze zoveel kregen. Gelukkig waren er toch ook wel een paar die me vertelden dat ze bij grote cadeaus ook wat aan hun ouders moesten betaalden.
De bel ging weer en de leerlingen vertrokken naar de volgende les.
Ze lieten mij mijmerend achter.

Ik dacht aan toen ik tien jaar was. Van mijn ouders kreeg ik elke week 2 gulden zakgeld. En elke week deed ik die 2 gulden in mijn blikken Holly Hobbyspaarpot. Het duurde heel lang voor mijn gevoel. Maar na ruim 12 weken had ik eindelijk genoeg gespaard. Ik haalde het geld uit mijn spaarpot en ging samen met mijn moeder naar de speelgoedafdeling van de Blokker. En daar kocht ik mijn eerste apparaat, een hard plastic platenspelertje van Fisher Price. Mijn mooiste stuk speelgoed dat ik ooit gekocht heb. Vele jaren heb ik met dat platenspelertje gespeeld. Het heeft alles overleefd.
Het pronkt nu nog steeds op de kamer van mijn jongste dochter. En ook zij geniet van de verschillende deuntjes die het platenspelertje nog steeds helder voortbrengt.
Wat ben ik mijn ouders dankbaar dat ik zo lang heb moeten sparen voor dat stuk speelgoed. Het is het enige wat ik nog heb uit mijn kindertijd. Al het andere, wat ik gewoon heb gekregen, is doorverkocht, weggegeven of vergaan.
Alleen mijn platenspelertje is nog intact. Helemaal zelf voor gespaard. Van mijn zakgeld.

zondag 5 februari 2012

Sneeuw: mooi of lastig?

Het citatenmuseum vroeg "Sneeuw vind je dat mooi of lastig?" Ik dacht: "Wat is dat nu voor vraag?" Als je warm binnen zit en je ziet de vlokjes dwarrelen en de wereld langzaamaan steeds witter worden, is sneeuw natuurlijk mooi. Maar als je diezelfde middag je kinderen nog naar school moet brengen en je slipt met je auto waardoor je met drie jengelende kinderen schuin op het kruispunt staat, is sneeuw vooral lastig.

Twee dagen geleden bedekte de sneeuw in een paar uur tijd heel Nederland. De wereld ziet er nu mooier, veiliger en meer tevreden uit. Het geluid wordt gedempt en langs de dijken zie je kinderen vrolijk sleeën. Maar de schaatsers vinden de sneeuw vooral lastig. Een plassentocht wordt voorlopig niet officieel uitgezet. Het ijs groeit maar langzaam aan ondanks de lage temperaturen ´s nachts.

Zes jaar geleden ging ik skiën samen met mijn lief, zijn ouders, zijn zus, haar man en onze eerste dochter. Het werd een bijzondere week. Dat kwam vooral door het bijzonder goede weer wat we de hele week hadden. Het was zo´n klassieke skivakantie waarin het elke avond sneeuwde en we overdags heerlijk konden skiën terwijl de zon vrolijk scheen. De ouders van mijn lief beleefden veel plezier aan de vele wandelingen met hun kleindochter die lekker sliep in haar kinderwagen. En mijn lief en ik konden samen met schoonzus en haar man lange tochten maken. Eén tocht leidde ons langs een prachtige plek. In de zomer waren daar watervallen maar nu was het allemaal bevroren en was het water veranderd in prachtige ijspegels.

Het was de perfecte week. En toch kwam er een abrupt einde aan omdat we door een weerwaarschuwing besloten ´s avonds nog te vertrekken in plaats van ´s morgensvroeg. De tocht naar huis was een bizarre ervaring. De hele snelweg was veranderd in een spekgladde ijsbaan. We zagen het grootste gedeelte geen hand voor ogen. En ondanks dat we maar 30 kilometer per uur konden rijden op de snelweg kostte het ons ontzettend veel energie doordat het bijna niet lukte de auto in de baan te houden. Ondertussen huilde onze dochter, ze kon door de trage snelheid de slaap niet vatten. Vele uren later kwamen we uitgeput in Nederland aan waar we bij het eerste wegrestaurant stopten en gingen ontbijten. Ondanks dat we voor ons gevoel een helletocht hadden gemaakt, bleek het nog een goede beslissing te zijn geweest. Het gebied waar we zo heerlijk hadden geskied was in een paar uur tijd veranderd in een sneeuwhel. Mensen hebben nog dagen vastgezeten omdat het gebied door de vele sneeuw onbereikbaar was geworden.

Sneeuw: mooi of lastig? Wat is dat nu voor een vraag?

Een oude man en zijn winkel

Niet zo lang geleden woonde er in een stad hier niet zo ver vandaan een oude man. Die man had een  klein winkeltje in een donker en schimmig steegje. Als je in zijn etalageraam keek zag je een oude schooltas staan, een paar schoenen en meer eigenlijk niet. Als je zijn winkel inliep rook je de geur van leer, schoenmeer en schoenvet. Er stond ook een werkbank waar schoenen gerepareerd konden worden. Het leek er dus op dat de oude man een schoenmaker was. Maar dat was hij natuurlijk niet.
De man verkocht een ander zeer gewild product. De schoenwinkel was zijn dekmantel want de oude man had het al druk genoeg. In de stad wist iedereen hem te vinden. Maar ook buiten het stadje was zijn naam bekend. Een oude dame reed elke week vanuit het hoge Noorden van het land naar het stadje om bij de man haar voorraadje  in te slaan. Haar treinreis duurde elke keer drie uur heen en drie uur terug. Dat had ze er voor over want de oude man verkocht een goed product.
Toch was het niet heel druk in zijn winkel. De mensen hadden niet dagelijks een artikel van hem nodig. Behalve de oude dame maar zij had dan ook een zeer moeilijke echtgenoot.

Wordt (t.z.t.) vervolgd..

Zondagnamiddag

Vroeger vond ik de zondagnamiddag, dus zeg maar na zo'n uur of drie, het meest vervelend. Ik voelde me vaak onrustig, verdrietig en onbestemd tegelijk. Waarschijnlijk zag ik, ondanks dat ik het naar m'n zin had op school, toch op tegen de week en uitte zich dat in nare gevoelens. Ik herinner me nog dat we op zondagnamiddag altijd naar Liegebeest keken op de Belgische zender. Ik moest er om lachen en ik wilde nooit dat het programma stopte want zodra het afgelopen was, ging ik de leegte van de zondagnamiddag in. Het lekkere eten dat m'n moeder maakte op zondag smaakte me nooit zo goed.

Op maandag was het gevoel altijd verdwenen en deed ik de hele week vrolijk alles mee. En op zaterdag lummelde ik vaak maar wat aan. Tot de zondag er weer kwam.

Die zondagmiddagblues heb ik heel lang gehad. Ook toen ik ging werken. Pas nu ik drie kinderen heb, is het voorbij. Ik heb er simpelweg geen tijd meer voor om me zo te voelen. Als mijn kinderen op zondag op bed liggen, na een dag vol indrukken, pak ik mijn spullen voor de volgende dag. Ik probeer alles klaar te zetten of in elk geval bij de hand te hebben. Als alles dan klaarstaat voor de volgende drukke dag, pak ik een boek, kijk nog wat t.v. of speel een spelletje wordfeud. Ontspannen stap ik dan mijn bed weer in. Meestal val ik zo in slaap. En word ik na een paar uur vaak veel te vroeg weer wakker.

donderdag 2 februari 2012

Nieuwe energie

Soms zijn er van die dagen dat ik me heel leeg, zwart en teneergeslagen voel. Alsof ik onder een kaasstolp leef. Ik zie de wereld wel maar ik voel de wereld niet. Op zulke momenten word ik nergens blij van. Ik vind het dan zielig voor mijn kinderen dat ik ze gebaard heb. "Waren ze maar uit een andere moeder gekomen die wel leuk tegen ze kan doen,"  verzucht ik theatraal. En ook al lijkt het overdreven. Het voelt toch zo.

Voor mijn lief vind ik het sneu dat hij zo een lamlendig lui liefje heeft. Ik zucht als ik moet koken, ik zucht al ik de was opvouw, ik zucht als ik mijn kinderen naar school breng.
Op school kan ik niet begrijpen dat ze mij echt hebben aangenomen om kinderen Engels en Nederlands te leren. Ik begrijp het zelf niet eens. Ik kan geen orde houden. Ik ben niet aardig tegen leerlingen want ik schreeuw naar ze met overslaande stem.
Bij ballet baal ik dat ik eruit zie als een mastodont in een tutu en ik weet zeker dat de balletjuf mij binnenkort gaat adviseren toch maar te stoppen met balletlessen aangezien je een volwassen eend nooit kunt veranderen in een prachtige zwaan.

Die dagen zijn zwaar. Ik krijg nergens energie van. Niet van dat opbeurende smsje van een vriendin, niet van dat fijne gesprek met die moeder van een klasgenootje van mijn middelste dochter, niet van de aanraking van mijn lief, niet van de tekening van mijn oudste dochter, niet van een leerling die geïnteresseerd iets vraagt. Ik zie het allemaal wel maar ik voel het niet.

 
Die buien drijven ook weer over. Dan word ik wakker en ik weet: "Het is weg!"  Ik kus mijn lief, voel een tinteling en denk: "Wat mag hij blij zijn dat hij zo een geweldig leuke vriendin heeft." Ik smeer fluitend zijn boterhammen, stop er een speels briefje bij en ga spontaan zingen.
Mijn meiden stop ik in de bakfiets, ik heb mijn bloemetjesjurk aan en ik fiets ze lachend naar school. En ondertussen denk ik : "Wat fijn dat mijn dochters zo een leuke hippe sportieve moeder hebben."
Op school leg ik moeiteloos de present continuous uit en leg de leerlingen en passant uit wat telwoorden en rangtelwoorden zijn. Ze stellen vragen, zijn geïnteresseerd en ze doen actief mee met de leuke nieuwe opdracht die ik tijdens het autorijden heb bedacht. "Oh, wat een geweldige beslissing dat ik ooit docent wilde worden," denk ik dan.
Natuurlijk lukt bij ballet die pas de bourrée en draai ik plotseling geweldig pirouettes.


Die dagen zijn geweldig. Ik word overal blij van. Van het laatste theezakje met sinaasappelsmaak, van leerlingen die me zeggen dat ik zo´n leuke jas aanheb, van mijn dochters die een nieuwgeleerd liedje van school voor me zingen, van mijn lief die een kop thee brengt.

Het klinkt overdreven en toch voelt het zo. Waar ik energie van krijg en hoe ik het weer verlies, ik weet het niet. Ik weet gelukkig wel dat als het even weg is, het altijd weer terug komt.

woensdag 1 februari 2012

Daddy's little princess

Mijn vader komt uit een groot gezin. En waarschijnlijk heeft hij daar de tic aan overgehouden om iedereen van een bijnaam te voorzien. Lang was ik het enige meisje in het gezin, dat ik dus Daddy's little princess werd genoemd is niet vreemd. Ik vraag me nu met terugwerkende kracht af of ik soms ook heel verwend was. Dat zou je met zo een bijnaam toch wel denken. Of ik het was of niet, tien jaar later kwam er onverwacht een klein meisje ons gezin in. Niets voor niets noemde mijn vader haar Sunshine. En dat is ze nog steeds.
Mijn broer werd Red genoemd, niet echt orgineel want hij had ook rood haar, maar het was toch weer wat orgineler dan het voorspelbare, rode. Mijn broertje noemde mijn vader altijd Rapperatser, hij noemde hem zo omdat hij zo snel was met alles. En in een stripverhaal van Oliver B. Bommel waren ook snelle mannetjes die Rapperatsers werden genoemd. Vandaar. Grappig, nu ik dit zo opschrijf, hoor ik pas eigenlijk voor het eerst het woord rappe in Rapperatser. Alsof ik nu pas begrijp waarom mijn vader die naam zo gekozen heeft. Mijn moeder had geen bijnaam. Wij hadden ook geen bijnaam voor haar. Ze was gewoon mama. Mijn vader kreeg met al die bijnamen toen hij wat ouder was zelf ook een bijnaam, Old Bold. Letterlijk vertaald: oude kale. En daar is niks van gelogen.