woensdag 18 juli 2012

Surrounded by books

Mijn leukste bijbaan was mijn baan in een boekhandel. Ik vond het heerlijk om 'surrounded by books' te zijn, zoals ik het toen altijd noemde. Nooit vond ik het vervelend om naar mijn werk te gaan. Ik genoot van elk klusje. Het kaften van boeken, boeken uit dozen halen, het tellen van boeken, het verkopen van boeken en natuurlijk het adviseren van boeken. Ik zou zo weer terug willen......

Een lievelingsboek heb ik daarom niet echt. Ik houd eigenlijk gewoon van alle boeken. Kleine boeken, grote boeken, dikke en dunne boeken, mooie boeken, lelijke boeken, boeken die goed geschreven zijn, boeken die slecht geschreven zijn, kinderboeken, boeken voor volwassenen, boeken met plaatjes, boeken met heel veel kleine lettertjes... alles staat er wel in mijn kast. En allen zijn ze me lief. Want door al die boeken kan ik me 'surrounded' voelen en dat vind ik een geweldig gevoel. Heel veilig.

Ik zou mijn boeken wel weer willen lezen zoals ik ze als kind las. Overweldigd worden door een spannend verhaal. Toevallig herlees ik nu mijn lievelingsboeken uit mijn jeugd, de boeken van Thea Beckman. En hoewel ik geniet van de historische weetjes merk ik ook dat ik ouder en kritischer geworden ben. Dat ik me een beetje erger aan de vlakke karakters en de voorspelbare verhaallijn. En dat vind ik eigenlijk best jammer.

Een lievelingsboek heb ik dus niet. Wel lievelingsherinneringen. Aan prachtige boeken.



dinsdag 3 juli 2012

Shit en Sugar

"Shit" was lang geleden een populair woordje van me. "Dat is echt shit" of "Shit, dat lukt niet", zei ik regelmatig. Ik vond "Shit" een acceptabele krachtterm. Echt vloeken deed ik alleen in situaties van totale onmacht, zoals je teen keihard tegen een drempel stoten of met een mes diep in je vinger snijden. "Kut", vond en vind ik vrouwonvriendelijk en probeerde ik zo min mogelijk te zeggen. Het smijten met ziektes zoals tering, pokken of kanker was nooit my cup of tea.

Maar toen ik 7 jaar geleden in verwachting was, begon ik toch over dat "Shit" na te denken. Om een kind van 1,5 nou shit te horen zeggen vond ik niet echt kunnen. Maar de verschrikkelijke vervanging "chips" kreeg ik helemaal niet over mijn lippen. Mensen die chips als krachtterm gebruiken, doen dat ook als ze per ongeluk hun teen stoten. "Driemaalchipsjes aan toe", zeggen ze keurig. En als ik vloek, wil ik het goed doen. Als ik echt moet vloeken, wil ik het liefst godverren. Dat komt volgens mij door de G-klank die komt er dan zo lekker uit. Maar aan de andere kant voel ik me na 10 godverdommes altijd schuldig. Alsof ik iets heel onkies heb gedaan.

Potverdriedubbeltjs past niet bij me. Te braaf. Kut ook niet. Te asociaal. Opeens hoorde ik mensen Sugar zeggen. En ik wist het meteen. Dat woord mijn nieuwe vloekwoord. Sugar kan altijd. Sugar is eigenlijk nog beter dan shit. Ten eerste het is een Engelse term en vraag me niet waarom maar in het Engels klinkt het eigenlijk altijd beter. Shit klinkt beter dan schijt, fuck beter dan neuken en sugar dus ook veel beter dan suiker. Verder zit er in Sugar zo veel. De twee lettergrepen komen er heerlijk uit. Probeer het maar eens. SU-GAR! Het klinkt niet zoet, het klinkt stoer en het klinkt ruig. Anders had Mick Jagger er ook nooit een lied over kunnen schrijven.

Dus als ik vloek, doe ik het zoetjes SUGAR, SUGAR, SUGAR krachtiger dan driedubbelesuikerklontjes nog aan toe zeg.. En ik hoef me er niet zo schuldig over te voelen..

vrijdag 15 juni 2012

Mooiste moment van de dag

´s Ochtends ben ik niet op mijn best. Ik moet meestal even landen. Uit mijn dromen de wereld in. Maar heel soms sta ik vroeg op, voel ik me ontspannen en kan ik genieten van de stilte van de ochtend. Belofte en hoop liggen in die uren besloten. Er kan nog van alles gebeuren. En ik denk dat ik tijd genoeg heb...

De uren die daarna volgen, gaan vaak volgens een vast patroon: zorgen, wegbrengen, werken, boodschappen doen, spelen, wassen, opruimen, koken, eten, tandenpoetsen, voorlezen en naar bed brengen..

In die uren liggen genoeg mooie momenten. Soms ben ik me ervan bewust en geniet ik van mijn middelste dochter die in haar spel opgaat. Of kan ik schaterlachen om een grap van dochter drie. Of raak ik ontroerd door een verhaal van dochter één.

Maar net zo vaak ben ik het me niet bewust. Voltrekt de dag zich net als een autorit die je dagelijks maakt. Je rijdt, je ziet en je reageert maar je voelt het niet. Je kan je niet meer herinneren hoe je nu precies gereden hebt. Ik weet vaak niet meer wat ik de dag ervoor gegeten heb.

Als het patroon af is, de autorit gereden is, ben ik altijd blij dat ik weer op mijn eindbestemming ben, vaak is dat gewoon de bank. Even niets hoeven, gewoon kunnen zitten en naar je eigen gedachten luisteren. Het komt in me op als het mooiste moment van de dag. Als de kinderen in bed liggen en mijn hoofd weer van mij is.

En toch is dat niet het allermooiste moment. Dat volgt later als ik zelf naar bed ga. Voor ik mijn eigen bed instap, ga ik naar drie verschillende kamertjes. En daar zie ik drie meisjes, elk op hun eigen manier, in hun eigen dromenland liggen. Hun eigenheid raakt mij elke avond weer. Daarna stap ik in mijn bed en kijk ik mijn lief aan. Het mooiste moment van de dag is net voorbij..

Innerlijke rust

Lang geleden volgde ik voor mijn werk een Zenmeditatiecursus. Het was een interessante cursus die gegeven werd door een interessante man Rients Ritskes. Rients Ritskes was een Fries die  tijdens zijn studie begon met mediteren. Na zijn studie werd hij studieadviseur en specialiseerde zich in zijn vrije tijd tot Zenmeester. Doordat hij zo nuchter was, lukte het hem om managers in het bedrijfsleven te overtuigen van het belang van zenmeditatie. En zo kwam het dat ik voor IBM een cursus bewust ademen mocht volgen.

Want dat is Zenmeditatie, bewust ademen, niet meer en niet minder. Telkens tel je je uitademing (of inademing) tot je bij 10 bent gekomen en daarna begin je weer opnieuw. Rients Ritskes inspireerde mij en alle anderen die de cursus volgden. Dankzij zijn enthousiasme ging ik elke avond op een zenkussen zitten en mediteerde ik 20 minuten. Meestal deed ik dat ook 's ochtends. Ik hield het drie maanden vol.

In die drie maanden zag ik opeens dingen die ik eerder nooit gezien had. Zoals een huis dat langs de kant van de weg stond. Die weg nam ik elke dag. Nooit eerder was het huis me opgevallen. Ik merkte ook dat ik rustiger werd. Dat ik mijn zorgen en beslommeringen wat meer van een afstand kon bekijken. Ik merkte ook dat het mediteren mij goed deed.

En toch hield ik het niet vol. Elke avond 20 minuten mediteren is moeilijk. Voor mij. Volgens Rients moest je gewoon een afspraak met jezelf maken. En die dan houden. Maar ik kan dat niet zo goed. (Anders had ik hier ook wel elke dag een stukje geschreven.) Toch haal ik het af en toe weer tevoorschijn. Als ik in een periode zit waarin ik mijn innerlijke rust kwijt ben, ga ik weer zitten. Soms voor een paar dagen. Soms voor een paar weken. En dan ga ik weer tellen. Tot tien. Telkens opnieuw.

donderdag 7 juni 2012

Oh when the Saints come marching in

Lang geleden fietste ik elke dag naar school. Het was een mooie afstand. Tien kilometer heen en tien kilometer terug. Zelden fietste ik alleen. Er waren altijd wel klasgenootjes waar ik mee kon fietsen. Soms hadden we een prachtig systeem dan fietsten we met een hele groep richting Alphen aan den Rijn en hielden rekening met de wind. Als vogels in V-formatie wisselden we elkaar af, zodat iedereen even voor kwam fietsen om daarna te genieten een windvrije plek. Of we maakten ons als hele groep breed zodat auto's gedwongen waren hun snelheid te matigen. Af en toe fietste ik alleen. Het liefst fietste ik met mijn liefste vriendinnetje P.

Alles vertelden we elkaar op de fiets. We hadden het over de leraren, over leerlingen, over onze ouders en over onze zusjes en mijn broers. We filosofeerden samen over onze toekomst, hoe het leven dat we zouden gaan leiden zou zijn. We roddelden over klasgenootjes, over andere vriendinnen en over vriendjes. We bespraken onze diepste zielenroerselen en onze grootste ergernissen.

Maar hoe we ook in gesprek waren, we hadden één ritueel waar we niet van afweken. En dat was ons gezamenlijke portie zang op de terugweg. Altijd als wij samen naar huis fietsten en we passeerden een bepaalde bomenrij, zetten we tegelijk in :

" Oh when the Saints come marching in,
Oh when the Saints come marching in,
Oh Lord I want to be in that number,
Oh when the Saints come marching in "

Hoe en wanneer dat zo gekomen is, kan ik me niet meer herinneren. Dat het zo was, weet ik nog maar al te goed. En het was fijn. Soms zongen we één couplet en kletsten daarna verder. Andere keren maakten we er een heel nieuw nummer van. En varieerden we in toonhoogte en melodie.

We fietsen nooit meer samen naar Alphen aan de Rijn. En dus ook niet meer terug naar Nieuwkoop. Maar heel soms, als we samen in de auto zitten en die bomenrij passeren, gaan we weer:


" Oh when the Saints come marching in,
Oh when the Saints come marching in,
Oh Lord I want to be in that number,
Oh when the Saints come marching in "

maandag 28 mei 2012

Keukeprinses, pizza's graag

Mezelf een echt keukenprinses noemen, zou ik niet zo snel doen. Ik ben niet het type dat met kreeften, inktvissen, hertenbouten of ander indrukwekkend vlees, vis of gevogelte aan de slag gaat. Ik houd het liever simpel. En ingewikkelde recepten spreken me ook niet zo aan. Het liefst gebruik ik zo min mogelijk ingrediënten.

Daarom ben ik waarschijnlijk zo dol op maken van pizza. Bloem, water, zout, suiker en gist meer heb je voor het deeg niet nodig. Natuurlijk heb je nog een blikje tomatensaus nodig en kaas maar elk ander ingrediënt is in feite overbodig.

Ik maak al heel lang zelf pizza en ben ook steeds beter geworden. Toen ik er net mee begon, pak em beet, 30 jaar geleden, ging het als volgt: ik nam een boterham, besmeerde die met ketchup, strooide er kaas overheen en legde dat in een hete pan, net zolang de kaas gesmolten was. Ik noemde het panpizza en had het niet zelf bedacht maar geleerd van een klasgenoot.

Pas ruim 12 jaar later ging het bakken van pizza's ander aanpakken. Ik kocht een pak Oetkers pizzadeeg en maakte daar een deeg van. Vaak was ik niet helemaal tevreden over dat deeg, het was moeilijk uit te rollen en vrij dik. Toch duur het weer ruim 12 jaar voordat ik weer iets anders ging proberen, zelf pizzadeeg maken naar een recept van Jamie Oliver. Het enige nadeel van dit recept was dat het vrij lang moest rijzen. Gelukkig duurde het nu niet weer 12 jaar voor ik iets anders ontdekte. Al vrij snel ontdekte ik een ander recept van Jamie en de rijstijd was maar een kwartier. Mijn ideale pizzadeeg had ik gevonden.

Vanaf dat moment heb ik verschillende pizzafeestjes georganiseerd en allemaal een groot succes. Ik vind het  heerlijk om als een Italiaanse mama pizza's te rollen en deze vervolgens belegd en al in een enorm hete oven te schuiven. Ik ben dan in mijn element. En ik geniet als ik iedereen lekker zie eten.

En sinds dit weekend ben ik weer een stukje verder gekomen in mijn pizzareis; pizza's maken op de barbecue. Ik heb het dit weekend maar liefst 2 keer gedaan, de eerste keer waren ze lekker maar kon het deeg nog wat meer uitgerold worden en waren mijn lief en ik nog aan het zoeken naar de juiste verhouding warmte, aantal kolen, aantal minuten pizza op barbecue enz... Maar een dag later waren we helemaal op elkaar ingespeeld en maakten we de ene heerlijke krokante pizza na de andere. Een geweldige ontdekking.

Er gaan dus zeker mee pizzafeestjes volgen. Het enige wat ik nu nog wil leren, is pizza's maken terwijl ik ze draai in de lucht. Wie weet er een adresje?




maandag 21 mei 2012

De mooiste uitvinding

Al weer een hele tijd geleden vroeg het Citatenmuseum aan mij wat ik de belangrijkste uitvinding vond. Daar heb ik lang over nagedacht. Er zijn zoveel mooie uitvindingen gedaan. Belangrijke uitvindingen zoals het maken van vuur,  het wiel, de stelling van Pythagoras, de stoommachine, de telefoon en natuurlijk nog veel meer. Er zijn ook heel veel kleine uitvindingen; de paperclip, de tandenstoker, de knijper, nouja te veel om op te noemen. De belangrijkste uitvinding kan ik dan ook niet echt benoemen. Maar als ik toch iets moet noemen. 

Lang geleden las ik het boek Torenhoog en Mijlenbreed van Tonke Dragt. Ik vond het een geweldig boek. Ik kan me er nu niet meer zoveel van herinneren maar ik weet nog wel dat er wezens waren in dat boek die elkaars gedachten konden lezen. Iedereen wist wat een ander dacht. Daardoor begreep iedereen ook wat een ander dacht en dat zorgde voor vrede. Er was nooit oorlog. Want waarom zou je ruzie maken als je begrijpt wat er in een ander omgaat.

Zo'n situatie lijkt mij geweldig. Iedereens gedachten kunnen lezen. Dat zou confronterend kunnen zijn maar juist als iedereen op de hoogte is van elkaar gedachten en ideeën, is het dat niet. En wat is het geweldig dat er nu een uitvinding is gedaan die in de buurt komt van elkaars gedachten lezen. Je raadt het al Facebook. Op Facebook lees je bij sommige mensen over elke gedachte die bij ze omhoog borrelt. Je ziet foto's en snapt waar iemand is geweest en hoe druk hij of zij het heeft gehad. Als iedereen nu alles op Facebook zou zetten, zouden we allemaal kunnen lezen en weten hoe we denken. Dan zouden we elkaar kunnen begrijpen. En we zouden sowieso geen tijd hebben om ruzie te maken want ze zijn te druk met het lezen, het liken en het reageren op elkaars gebeurtenissen en gedachten. Dat is toch geweldig.

Volgens mij is wereldvrede mogelijk. Als we maar allemaal op Facebook gaan.
;-)

woensdag 16 mei 2012

Trouw aan Trouw

Wanneer ik voor het eerst kennis maakte met Trouw weet ik niet meer. De eerste krant die ik echt las was de Rijn en Gouw, tegenwoordig een onderdeel van het Algemeen Dagblad. Of ik het toen een goede krant of een leuke krant vond weet ik ook niet meer zo goed. De krant was er gewoon elke ochtend. En toen ik een jaar of 16 was, snapte ik waarom de krant er elke ochtend gewoon was, ik ging  kranten bezorgen. De Rijn en Gouwe. Na een uurtje vroeg werken in de ochtend had ik meestal niet meer zo'n behoefte aan het lezen van die krant.

Dat veranderde toen ik ging studeren. De krant lezen hoorde erbij als student. Natuurlijk de Volkskrant. Of het NRC of het Parool. Meestal nam ik voor een paar weken een proefabonnement. En genoot ik van de verse krant die elke ochtend of middag in het postvakje lag. Af en toe knipte ik artikelen uit die ik interessant vond en hing die voor een aantal maanden op een speciaal plekje in mijn studentenkamer.

Na mijn afstuderen werd de krant nog belangrijker. Met name de zaterdagbijlage want daarin stonden de banen. De Volkskrant was nog steeds favoriet vanwege het grote aanbod van vacatures. Elke week bladerde ik pagina's vol met mogelijke banen door en droomde regelmatig weg bij een vacature met een geweldige baan.

Volgens mij was het mijn moeder die Trouw ging lezen. En als ik bij mijn ouders langs kwam en bij hen de krant doorbladerde viel het me op wat een prettige krant het eigenlijk was. Ja, ik weet het weer. Ik besloot door mijn moeder een proefabonnement op Trouw te nemen. En dat beviel goed. Want Trouw is een krant met veel stukken over onderwijs, literatuur, filosofie en spiritualiteit. Zaken die mij aanspreken. Ik ben dol op "De 10 geboden" een stuk dat regelmatig in Trouw staat en waar min of meer bekende Nederlanders worden geïnterviewd aan de hand van de 10 geboden. Ik smul van de problemen die aan Beatrijs worden voorgelegd en de antwoorden die zij geeft. Ik lees graag de scherpe columns van Ephimenco en ik geniet van de boekrecensies van Bas Maliepaard.

Dus je snapt het al, ik blijf trouw aan Trouw.

maandag 7 mei 2012

Madelief en Zilvertje

"Mama, je moet de kast niet dicht doen hoor!"
"Hoezo niet?"
"Nou, daar staan Madelief en Zilvertje.."
"Madelief en Zilvertje, wie zijn dat?"
"Dat zijn mijn paarden mama. Madelief is een groot paard en Zilvertje is een baby paardje."
"Oh, ja, ik zie ze. Wat hebben ze lieve snoetjes.."
"Ja, hè, mama, maar je weet wel, paarden hebben hoofden hè."
"Ja, dat is ook zo. Ik vind ze ook heel mooi...wit?"
"Ja, ze zijn wit maar Madelief heeft een zwart vlekje op haar neus"
"Oh, ja daar.."
"Ja, daar mama.."
"Hebben ze wel genoeg te drinken?"
"Ik heb toch een kraan op mijn kamer, mama. Ik kan zo een bakje water voor ze neerzetten."
"Oh, ja, dat was ik even vergeten."
"Het zijn de liefste paarden op de wereld."
"Dat geloof ik graag. Gaan ze morgen mee naar school?"
"Nee, mama, paarden mogen toch niet naar school."
"Oh, ja, nou dan geef ik ze nog maar een lekkere knuffel."
"Ze zijn zacht he.."
"Ja, dat zijn ze inderdaad. Welterusten lieverd."
"Welterusten mama."

Mijn mooiste schilderij

In mijn huis hangt een klein vierkant schilderijtje. Het heeft blauwe en grijze kleuren. Het is gemaakt met olieverf. Het oogt een beetje somber. Aan de linkerkant staat een figuur, het kan een man zijn of een vrouw. In het midden is een geruit patroon. Het zou een schaakbord kunnen zijn of een dambord of iets heel anders. Het schilderij heeft geen titel.

Ik heb het jaren geleden gekocht. Van het geld dat ik had ontvangen voor mijn afstuderen. En dankzij mijn ouders. Zij hebben mij heel veel cadeaubonnen van de kunstenares die het schilderij had gemaakt gegeven. Want het was geen goedkoop schilderij. Het kostte maar liefst 650 gulden. Een hoog bedrag voor een pas afgestudeerde student. Maar het schilderij raakte me. Ik wilde het graag bij me hebben.

Het schilderij straalt voor mij een bepaalde kwetsbaarheid uit. De fragiele kant van het leven. Het kan me troosten als ik me onrustig voel. Of het bedaart me. En ik vind het natuurlijk gewoon mooi.

De kunstenares leeft niet meer. Het is vreemd om dat op te schrijven want het is nog maar pas geleden gebeurd. Veel te vroeg. Dat had ik niet bedacht toen ik het zoveel jaar geleden kocht.

Het hangt al een tijdje niet aan de muur. Het staat in een open boekenkast. Hoe dat zo is gekomen weet ik niet meer zo goed. En het hoort daar eigenlijk niet. Het valt daar niet zo op. Dus ik neem nu een besluit. Ik hang het weer op. In het licht.

zondag 6 mei 2012

Bevrijdingsdag

Gisteren was het Bevrijdingsdag. Mijn broer ging optreden. Helaas kon ik niet komen kijken. Maar ik had het graag willen zien. Vorig jaar heb ik hem wel gezien en er hing een gezellig sfeertje.

De mooiste herinnering aan Bevrijdingsdag is die van 1995. Ik studeerde en woonde toen nog in Amsterdam. Eén keer in de vijf jaar is Nederland vrij met Bevrijdingsdag en dat was in 1995 dus ook zo. We gingen al vroeg op pad, mijn lief, vrienden van mijn lief en vrienden van mij. Het was een zonnige dag. En overal in de stad waren artiesten aan het optreden. We gingen al vroeg aan het bier. We zagen Maarten van Roozendaal. We zagen leuke bandjes. We dronken nog meer bier. En we zagen Marco Borsato. Zijn nummer "De meeste dromen zijn bedrog" was toen een grote hit. Iedereen op de Dam zong mee en ging los. Het was fantastisch. Na dat geweldige optreden gingen mijn lief en zijn beste vriend saté eten bij een betrouwbaar mannetje op de hoek van de straat. En iedereen nam nog een biertje. Er volgden nog meer optredens. Maar na een half uurtje hadden mijn lief en zijn vriend buikpijn. De saté van dat betrouwbare mannetje heeft nog dagen voor vervelende klachten gezorgd. Toch was het een geweldige dag.

Gisteren las ik in de krant dat het feest rondom de Bevrijding maanden geduurd heeft. En dat er ook veel fotomateriaal en filmmateriaal van schijnt te zijn. Dat er nog een heleboel is wat nooit getoond is. Ik ben daar wel benieuwd naar. Het verbaast me niet dat de mensen het lang gevierd hebben. Vijf jaar onderdrukt zijn en dan weer vrij. Dat moet een heerlijk gevoel zijn.

zaterdag 5 mei 2012

Nieuws

Elke ochtend als ik naar mijn werk rijd, luister ik naar radio 1. Daar ben ik een paar jaar geleden mee begonnen. Daarvoor luisterde ik altijd naar radio 3. Maar toen ik voor de zoveelste keer de Hemelse top honderd hoorde, realiseerde ik me dat het tijd was voor iets nieuws. Iets met nieuws. En ik ergerde me ook rot aan het zinloze gewauwel op radio 3. Er werd meer geouwehoerd dan muziek gedraaid.

De keuze voor radio 1 kwam ook doordat ik dan het gevoel had dat ik nog iets van het nieuws zou meekrijgen. Want sinds ik kinderen heb, heeft 8 uur voor mij een andere betekenis gekregen. Vroeger betekende 8 uur: nieuws! En als kind betekende 8 uur: mond houden! Want dan wilde mijn vader het nieuws kijken. In alle rust. Maar sinds ik zelf kinderen heb, betekent 8 uur: rust! De kinderen liggen dan net op bed, het huis is redelijk aan kant. En ik kan het dan niet opbrengen om naar het nieuws te kijken. Maar 's morgens in de auto op weg naar mijn werk, lukt dat me wel.

Tja, vroeger dacht ik dat als ik naar het nieuws keek dat ik dan alles zou snappen. Ik zou weten wat er op de wereld speelde en ik zou ook weten en begrijpen hoe dat kwam. Ik dacht ook altijd dat oudere mensen meer wisten omdat zij al veel langer nieuws hadden gekeken dan ik. En ik merk dat ik die gedachte nog altijd een klein beetje heb, als ik maar het nieuws kijk of luister, dan weet ik wat er speelt in de wereld en dan tel ik mee.

Al realiseer ik me steeds meer dat het een verkeerde gedachte is. Als je het nieuws gekeken hebt, weet je niet meer. Je weet eigenlijk minder. Je hoort heel veel. Maar waarom de dingen gebeuren daar zijn toch vaak weinig verklaringen voor. En verder vind ik het nieuws zo vaak herhaling. Ik kan die berichten over de politiek bijna niet meer horen. Wil de ene politieke partij weer een debat over een onderwerp. Vindt de oppositie de voorstellen van de coalitie weer belachelijk. Tja, denk ik dan, wanneer heb ik dat eerder gehoord.

Verder maakt nieuws me nu ik moeder ben veel vaker verdrietig of bang. Nare berichten over kinderen wil ik eigenlijk niet horen. Te vaak ga ik me te levendig voorstellen hoe die nare berichten hebben plaatsgevonden. En hoe meer details je hoort, hoe echter de voorstelling wordt. En door al die berichten lijkt het soms of er op elke straathoek een kinderlokker, een kindermoordenaar of een kinderverkrachter staat. Ik weet dat het niet zo is. En toch maakt elk bericht je weer iets angstiger.

Radio 1 luisteren wordt wellicht ook weer verleden tijd. Pas reed ik met mijn kinderen ergens naar toe en had ik de radio aan. Ik wilde het nieuws horen. En zij moesten hun mond houden. Ze hoorden hoe er in Den Haag een verschrikkelijk laffe roofmoord had plaats gevonden. Begrijpen deden ze het niet helemaal maar ze vroegen wel aan me wat er nu precies in Den Haag was gebeurd. En of Den Haag ver was van waar wij woonden. Ik kon aan een 6-jarige en een 4-jarige niet vertellen dat er iemand was vermoord vond ik, dus ik vertelde ze maar dat er in Den Haag twee heel gemene boeven waren. Maar dat de politie ze al had gepakt. "Gelukkig," zeiden ze "dat heeft de politie goed gedaan."
Het was nog lang onrustig in mijn hoofd.


zaterdag 28 april 2012

Niet zo attent..

Pas las ik in de Margriet een interview met een actrice die zichzelf niet zo attent vindt. Ze zei dat ze elk jaar een lange brief kreeg van haar vroegere oppas maar dat ze nooit op die brieven reageerde. Ze dacht wel heel veel aan haar tante. Ik maakte uit die woorden op dat ze wel wilde schrijven maar er niet aan toe kwam. En dat herken ik.

In mijn gedachten ben ik heel attent. Ik hoor dat iemand ziek is. "Oh, die ga ik even een kaartje sturen", denk ik dan. Maar daar blijft het bij. Soms ga ik iets verder dan koop ik zelfs het kaartje om iemand te feliciteren met geboorte kind, diploma, verjaardag, rijbewijs of iets anders. En dan blijft het daar bij weer bij. Af en toe schrijf ik het kaartje zelfs om iemand geluk te wensen met de nieuwe baan, trouwdag, eigen bedrijfje of verre reis. En daar blijft het dus weer bij. En soms, heel soms, verstuur ik het kaartje ook echt.

Excuses zijn er legio. De tekst moet goed zijn. Eigenlijk perfect. Dus dat is de eerste drempel. En dan heb ik geen tijd of ik maak geen tijd. En als ik tijd heb, ben ik te moe. Of ik kan me niet concentreren omdat er een meisje van 20 maanden naast me staat springen. Tijd is de tweede drempel. Daarna komt geen zin. Ik ben moe en ik heb geen zin. Of ik heb geen puf. Een slechte drempel die derde drempel. De vierde drempel is chaos. Het is vaak een zooitje bij mij. Zowel in mijn huis als in mijn hoofd. Dus als ik dat kaartje eindelijk geschreven heb, raak ik het weer kwijt. Het verdwijnt in een zee van andere 'belangrijke' papieren of in de donkere krochten van mijn onrustige geest.

Maar echt vergeten doe ik het nooit. Zodra ik de persoon weer tegenkom die ik eigenlijk een kaartje had willen sturen, denk ik er weer aan. "Jij bent die vrouw die ik een geboortekaartje had moeten sturen..", popt er in mij op als ik de moeder zie van een klasgenootje van mijn oudste dochter die wel zo attent was om mij een kaartje te sturen toen ik mijn tweede dochter kreeg. Ja, lees die zin nog maar eens. En dat denk ik dus elke keer als ik die vrouw zie. En dat is nog maar één voorbeeld.

En dan ben ik toch heel blij als ik lees dat ik niet de enige ben. In mijn gedachten ben ik heel attent.
En daar blijft het bij.

vrijdag 27 april 2012

Beter een goede vriend dan een verzuurde buur..

Afgelopen dinsdag kwam ik thuis van balletles.
"Je hebt wat gemist..", zei mijn lief.
"Wat dan?", vroeg ik.
"De politie is hier de hele avond geweest!"
"Huh?", reageerde ik.

Het bleek dat de politie niet in ons huis was geweest maar in de buurt. Een buurman van een paar huizen verderop had rond 20:00 uur 's avonds bij mijn lief aangebeld en gevraagd of hij het gehoord had. "Huh?", had mijn lief gereageerd. De buurman beweerde dat hij door een andere buurman met de dood was bedreigd. Mijn lief die net de meiden naar bed had gebracht, had niks gehoord. De buurman begon vervolgens een heel verhaal. Hij werd niet geaccepteerd in de buurt. Zijn vrouw was overspannen geworden door alle negatieve verhalen van de andere buren. En nu was hij ook nog met de dood bedreigd. Hij had de politie gebeld. Die moest het komen oplossen. Mijn lief hoorde het allemaal gelaten aan.

Burenruzies zijn moeilijk te bevatten. Een paar jaar geleden zaten wij er middenin. Onze buren, waar wij 's morgens nog bij op de koffie waren geweest, keerden zich 's middags tegen ons. Het werd een lange ruzie van een paar jaar en die ruzie werd pas in de rechtbank min of meer opgelost. Tot groeten is het nooit meer gekomen. Andere buren hoorden ons verhaal aan. Knikten met ons mee. Maar niemand koos partij.

En nu kwam deze buurman zijn verhaal doen bij mijn lief. Over deze buurman gaan inderdaad negatieve verhalen. Hij en zijn vrouw schijnen hun directe buren zo te treiteren en te vernederen dat die buren bijna overwogen hebben om te verhuizen. En nu is hij dus met de dood bedreigd. Door weer een andere buurman. Wat een zooitje. De politie is die avond bij heel veel buren op bezoek geweest. Bij de treiterbuurman, de met-dood-dreigbuurman en de getreiterde buurman.

Bij de buurvrouw die getreiterd werd, was ik een tijdje terug op de koffie. Ik hoorde haar verhalen aan. En ik knikte met haar mee. Maar ik koos geen partij. Kon het niet. Want toen ik een tijdje geleden mezelf buiten gesloten had, was er niemand in de buurt thuis behalve de treiterbuurman. Tegen mij was hij heel vriendelijk. En hij heeft me geholpen.

Tjsa. Buren. Ik vind het vaak maar lastig.

donderdag 26 april 2012

Wrom

Pas las ik op Facebook de volgende reactie: "Wrom". Geen waarom, why of ?, nee gewoon wrom. Ik vond het geniaal bedacht. Wrom. Klinkt zo lekker kort. Wrom. Het is direct. Wrom. Een beetje plat. Wrom.

Wrom is ook een woord dat je maar op één manier kunt uitspreken. Wrom. Geen nuances. Geen verschillende intonaties. Gewoon kort en krachtig. Wrom. Je nieuwsgierigheid moet meteen gestild worden dus vraag je: "Wrom". Vraagteken overbodig.

Dus hulde aan wrom. En vraag je je nu toch nog af waarom ik wrom zo'n geweldig woord vind.
Dan zeg ik: "Drom".

woensdag 25 april 2012

Kon ik maar schrijven zoals Haruki Murakami


Mijn schrijfstijl is, hoe zal ik het zeggen,
gewoontjes en niet zo verheven,
het lijkt alsof ik mijn woorden
zonder nadenken, heb opgeschreven..

Beeldspraak gebruik ik soms,
barbarismen en metaforen,
hyperbolen, alliteratie,
pars pro toto of paraforen.


Soms let ik niet zo op,
en maak ik een spelfoutje of twee,
en al ben ik docent Nederlands,
daar zit ik niet zo mee..

Wat ik wel jammer vind,
is dat ik niet schrijven kan,
zoals Haruki Murakami,
mijn God wat bewonder ik die man..

Zijn verhalen zijn verslavend,
metafysisich en epiek,
geheimzinnig en doordacht,
vol met beeldspraak en mystiek.

Dus mijn wens zou zijn,
één dag schrijven zoals hij,
dan heb ik er in één dag,
heel veel extra volgers bij... ;-)

Mijn studies


Al heb ik altijd wel goed kunnen leren, een echte studiebol ben ik nooit geweest. Ik was niet het type dat al dagen van tevoren van alles aan het leren was. Maar doordat ik een goed geheugen heb en redelijk gevoel voor wat belangrijk is, haalde ik altijd wel redelijke tot hoge cijfers. Volgens mijn leraren op de basisschool kon ik wel naar het VWO. En dat wilde ik ook. Maar na een jaartje brugklas waarin ik met alles bezig was, behalve school, belandde ik op de Havo. Het werden vier makkelijke jaren. En toen? Ik wist zeker dat ik naar het VWO wilde. Mijn natuurkunde docent twijfelde nog, kon ik dat echt wel aan? Maar twee jaar later had ik mijn VWO-diploma op zak met natuurkunde en wiskunde-B.

Vervolgens wilde ik studeren aan de universiteit. Dat ik eerder een kamer had dan een studie gaf al aan waar mijn prioriteit lag. Ik zei dat ik Medicijnen wilde studeren. Maar vond het eigenlijk niet eens een ramp toen ik werd uitgeloot. Wat ik wel wilde studeren wist ik niet zo goed. Het werd Psychologie. Een studie die ik leuk vond om te doen en niet moeilijk. Ik had een fijne studententijd, ontmoette er twee van mijn beste vriendinnen en studeerde vijfenhalfjaar later netjes af.

Maar wat ik vervolgens moest gaan doen, wist ik niet. Ik had me gespecialiseerd als neuropsycholoog. Een interessante studie dat zeker. Maar al tijdens mijn afstudeerproject realiseerde ik me dat ik niet geschapen was als wetenschapper. Volgens mijn stagebegeleider lag dat aan mijn onzekerheid. Ik zou het best kunnen. Zou best kunnen maar ik wilde het niet. Wat ik wel wilde wist ik ook niet. Ja, ontwikkelingswerk, dat wilde ik.

Dus vertrok ik na mijn studie voor 6 weken naar Spanje om Spaans te leren. En daarna ging ik aan de slag bij multinational IBM om geld te verdienen. Ik vond het leuk om in het zakenleven te bivakkeren leerde er heel veel nieuwe dingen maar deed niks met mijn studie. Een jaar later vertrok ik naar Guatemala. Voor mijn ontwikkelingswerk. Ik heb twee maanden op kinderdagverblijf gewerkt en daar een fijne tijd gehad.

En daarna wist ik nog steeds niet wat ik wilde. En ik ging weer bij IBM werken. In een iets andere functie dat wel. Ik ontdekte al snel dat ik hier niet de rest van mijn leven wilde werken. Toch duurde het nog twee jaar voor ik aan de studie durfde te beginnen die ik eigenlijk al heel lang wilde doen: lerarenopleiding Nederlands.

Ik deed de studie in deeltijd. Elke donderdag ging ik naar Amsterdam en werd daar 3 jaar lang ondergedompeld in alle kneepjes van het leraarsvak. Ik genoot van die donderdagen. Eindelijk werd mijn honger naar kennis van de literatuurgeschiedenis gestild. Ik vond het heerlijk om de meest ingewikkelde zinnen te ontleden. Ik leerde wat schrijftechnieken. En ik heb heel veel interessante boeken gelezen en besproken met mijn medeleerlingen. Van alle zelfevaluatieopdrachten baalde ik. Meestal gebruikte ik mijn rechterduim en was iedereen tevreden. Alle vakken heb ik in een keer gehaald. En met ruime voldoendes.



En nu? Het is al weer tien jaar geleden dat ik aan de studie begon. Al weer 7 jaar geleden dat ik ben afgestudeerd. En ondertussen is mijn leven enorm veranderd. Ik sta al weer 8 jaar voor de klas en ben pas door de lessen in de praktijk echt docent geworden. Ik ben moeder van drie geweldige grietjes en probeer als werkende moeder alle ballen in de lucht te houden. En toch zou ik heel graag weer willen studeren. Mijn honger is nog niet helemaal gestild.

Alleen weet ik nog niet waar ik nu echt trek in heb. Ik heb een studie als Remedial Teacher overwogen. Zo kon ik mijn studie psychologie kunnen combineren met mijn docentenopleiding. Maar toen ik me voor de opleiding wilde inschrijven en ik de vakken nog eens goed bestudeerde werd ik er niet warm of koud van. Dat werd het dus niet. Ik heb Dyslexiespecialist overwogen. Of docent Spaans. Het lijkt me namelijk geweldig een andere taal heel goed te beheersen. Maar nu de kosten voor een tweede opleiding zo gigantisch zijn gestegen is het eigenlijk niet meer haalbaar. Op mijn school hebben ze gevraagd of ik de opleiding Engels wil doen. Ze vinden me een goede docent en willen graag dat ik bevoegd ben. En het vleit me wel. Maar of dat is wat ik wil....

Natuurlijk weet ik het wel. Eerstegraads docent Nederlands. Dat is wat ik wil. Maar nu nog niet. Het is te druk in mijn leven. En als ik mijn honger wil stillen, wil ik niet schrokken maar rustig kunnen eten.

dinsdag 24 april 2012

Geen zin in...

Geen zin in.
Of ik dat wel eens zeg?
Ik moet graven....
Tegen mijn kinderen zeg ik het wel eerlijk.
"Mama, wil je een spelletje met me doen?"
"Sorry, lieverd, nee, daar heb ik geen zin in.."
Ik vind dat ze moeten leren dat je ook eerlijk kunt zeggen dat je geen zin hebt.
Al is het natuurlijk wachten op de dag tot ik het terug krijg.
"Wil je even de tafel dekken?"
"Sorry, mama, geen zin in.."

Tegen mijn lief zeg ik ook wel eens dat ik geen zin heb.
"Wil je m'n brood smeren?"
"Nee, sorry, lief, geen zin in.."
Of het gaat om iets anders.....

Met vriendinnen vind ik het lastiger.
Soms heb je met elkaar afgesproken maar heb ik op de bewuste avond helemaal geen zin.
Ik ben moe.
Vaak ga ik dan toch.
Het is lastig om af te zeggen.
Je ziet elkaar toch al niet zo veel.
Soms moet je maar gewoon zin maken.
Vind mijn lief trouwens ook.
En vaak is het dan toch wel gezellig.

Op mijn werk zal ik niet snel zeggen dat ik ergens geen zin in heb.
Of ik doe het gewoon.
Of ik verzin een goed argument waarmee ik haarfijn uit kan leggen dat wat me gevraagd, zinloos is.

In deze opdracht had ik ook niet zo'n zin.

zondag 22 april 2012

Geloof ik in God?

Dit wordt een lastige opdracht. Het voelt als een gewetensvraag. Geloof ik in God? Ik weet het niet.

Laat ik bij het begin beginnen. Ik ben vlak na mijn geboorte gedoopt in de Nederlands Hervormde Kerk. En ik ben dus officieel een kind van God. Ik ben met het geloof opgegroeid maar niet op een traditionele manier. Mijn moeder was en is nog steeds actief in de kerk. Mijn vader niet. Hij is geen atheïst maar eerder een spiritueel denker. En dat is mijn moeder eigenlijk ook. Maar wacht, ik dwaal af...

Als jong kind geloofde ik hevig in Jezus. Op school werden mooie verhalen over hem verteld. Ook baden we iedere dag. En zongen we elke week een gezang of een psalm. En dit lied schreven we eerst op in een schrift. Ik kan me nog goed herinneren dat ik het zo heerlijk vond om het woord gezang op te schrijven met een prachtige zwierige hoofdletter G. We mochten ook tekeningen maken aan de hand van Bijbelverhalen. Dat we thuis op een andere manier met het geloof bezig waren en dat ik twee broers had werd wel duidelijk in een tekening van mij. De juf had ons gevraagd om iets met vrede te tekenen. En waar elk kind een duif met een olijventak had getekend, had ik een muur getekend. Voor die muur stonden mensen die gefusilleerd werden. De soldaat die het werk uitvoerde had ik getekend met rokend machinegeweer. Daaronder had ik  in duidelijke letters geschreven: Dit is geen vrede!

Toch wist ik wel hoe het moest. Ik ging ook elke week naar de Zondagsschool. Mijn broers niet. Ik vond het daar heerlijk. We kregen mooie verhalen te horen over Jezus. We knutselden en kleurden wat af. En we zongen liedjes. Dat vond ik zo fijn. Ik mocht vaak de kleine blauwe boekjes pakken waar de liedjes in stonden. En dan hoopte ik altijd dat we het liedje over 'dropplen' zouden zingen. Want dat deed me zo aan drop denken. Het leukste moment van de Zondagsschool vond ik als we mochten vertellen welk verhaal we net gehoord hadden. Ik kon dat goed en heb regelmatig een boek mee naar huis gekregen omdat ik de verhalen van God zo goed kon na vertellen.

En het allerfijnste van het geloof vond ik wel de Bijbelvakantieweek van de Evangelische gemeente. Tot en met mijn twaalfde ging ik daar elke keer naar toe. De liedjes die we daar leerden waren veel vrolijker en veel vrijer dan wat ik op de Zondagsschool hoorde. Ik ken ze nog steeds. De hele week was je bezig met het geloof door middel van knutselen, van zingen, van verhalen horen over Jezus. Maar je leerde ook Bijbelteksten onthouden. Ik genoot van de sfeer en van de enthousiaste mensen. Daar was ik als kind erg gevoelig voor.

Natuurlijk twijfelde ik niet aan God. Ik bad elke avond tot Jezus en ik vroeg hem regelmatig mijn zonden te vergeven. En dat vond ik soms wel moeilijk van God. Dat hij misschien boos op je zou zijn als je iets verkeerd had gedaan. Al hadden mijn ouders me dat nooit verteld. Dat hoorde ik van andere mensen; van kinderen op school, tijdens de Zondagsschool en van mensen uit de Evangelische Gemeente.

Pas op mijn twaalfde begon ik een beetje te twijfelen aan God. Ik twijfelde niet of hij bestond maar wel of al die verhalen in de bijbel nu echt waar waren. Dat leek me zo sterk. Dat kon gewoon niet. Op mijn Christelijke middelbare school hadden we daar af en toe wel interessante discussies over tijdens de Godsdienstlessen. En ik ging er met mijn ouders over praten. Volgens mijn moeder moest ik de bijbel niet als waarheid zien. Hij was immers door mensen geschreven en veel ervan was beeldspraak. Dat vond ik wel een rustgevende gedachte. Mijn vader vertelde me dat christenen lang geleden in reïncarnatie geloofden maar dat tijdens een of ander concilie een paus beslist had dat dat niet meer kon. Ik vond dat een wonderlijk verhaal en wist niet zo goed waar ik daar mee moest.

Mijn twijfel groeide toen ik op de middelbare school zat. Ik ging niet naar catechese want dat leek me helemaal niks. Ik kon zelf wel over God nadenken was mijn gedachte. Mijn beste vriendin geloofde niet in God, zij mocht niet eens met mij mee naar het clubje van kerk waar ik lid van was. Toch respecteerde ze wel dat ik geloofde. En af en toe hadden we een discussie over het geloof.

Toen ik ging studeren wist ik het allemaal niet meer. Ik voelde wel een kracht als ik aan het bidden was. En ik vond het ook een fijne bezigheid om mijn dag af te sluiten. Maar of ik echt in God geloofde? De bijbel vond ik een interessant boek maar meer ook niet. Over Jezus had ik helemaal mijn twijfels. Had hij echt zo bestaan zo als het in de bijbel stond. Ik wist het niet. Maar ik wilde het ook niet echt uitzoeken. Ik merkte dat ik niet zo heel veel met echte christenen had. Ik had het gevoel dat zij een bepaalde zekerheid bezatten die ik niet had. Ze leken me altijd zo blij, zo onecht. En ik wilde liever niet toegeven dat ik christen zou kunnen zijn. Het leek me makkelijker om gewoon een beetje te geloven. Half. Een beetje wanneer het je uitkomt.

En dat heb ik heel lang vol gehouden. Het geloof kwam steeds verder op de achtergrond te staan. Ik kwam sporadisch in de kerk. En ik bad allang niet meer elke dag. Het gaf me ook niet meer zo'n krachtig, fijn en vertrouwd gevoel als ik als kind had gehad. Het was leeg. Ik voelde me nog wel schuldig naar God toe. Dat ik zo weinig met hem bezig was. Terwijl ik het idee had dat hij wel voor mij klaar stond. Maar ik kon het niet opbrengen. Mijn geloof kwam helemaal op een dieptepunt toen ik tijdens een college Literatuurgeschiedenis hoorde dat de bijbel een gekozen verzameling verhalen is. Gekozen verzameling. Ik begreep opeens dat er mensen waren geweest die hadden vergaderd welke verhalen in de bijbel mochten komen en welke niet. De woorden van mijn vader kwamen weer bij me naar boven. En ik snapte ze nu wel. En ik herinner me nog goed de verwondering die ik voelde dat ik nooit eerder had nagedacht over het bestaan van de bijbel, dat ik altijd maar had aangenomen dat het boek altijd zo in elkaar had gezeten.

Ik raakte in verwachting van mijn eerste kind. Mijn lichaam veranderde en mijn gedachten ook. Opeens wist ik zeker dat er een God bestond. Dat wat in mijn lichaam gebeurde was zo bijzonder, zo wonderlijk dat kon niet met een "simpele" evolutietheorie verklaard worden. En op het moment dat mijn dochter in mijn armen lag, wist ik, er is een God. En ik dankte die God voor mijn gezonde dochter. Ze moest gedoopt worden. Dat was een sterke innerlijke drang. Ik wilde dat mijn kind ook een kind van God zou worden. Vol overtuiging stond ik met haar in mijn armen in de kerk. En ik was geroerd toen het water over haar hoofdje werd gegoten.

Mijn dochter was gedoopt en dat betekende dat ik ook weer vaker naar de kerk zou moeten gaan. Dat ben je als doopouder verplicht, je kind opvoeden in de wetenschap van God. De eerste paar kerkbezoeken was ik laaiend enthousiast. En ik vond het fijn dat ik nu ook zo in God kon geloven. Maar al gauw kwam de twijfel weer terug. Vooral om Jezus. Ik vond het erg moeilijk om echt in Jezus te geloven. Vooral omdat ik zo twijfelde aan de geschiedenis rondom hem. Met mijn moeder had ik het daar ook veel over. Zij vertelde me dat ik meer moest kijken naar de boodschap die Jezus vertelde, heb een ander net zo lief als jezelf. Ik vind het nog steeds een mooie boodschap. En lastig uitvoerbaar.

Toen mijn tweede dochter werd gedoopt, twijfelde ik enorm. Ik had moeite met de doopbeloften omdat je daarin ook zegt dat je gelooft in Jezus en dat wist ik dus niet. Maar het voelde ook niet goed om mijn tweede dochter niet te laten dopen. Dus heb ik de beloften toch uitgesproken. En 's avonds met God gesproken. Want het zat me toch wel dwars. De twijfel werd nog heftiger. En ik begon ook minder te bidden. En toen besloot ik een boek van Karen Armstrong te lezen over de geschiedenis van God. Het is een ingewikkeld en interessant boek over de geschiedenis van de drie wereldgodsdiensten; het Jodendom, het Christendom en de Islam. Ik leerde veel. Ik hoopte ook achter de waarheid te komen. Bestaat God nu wel of niet? Maar de waarheid stond natuurlijk niet in dat boek.

En na die laatste eruptie van hoop God nu echt te kunnen vinden en te voelen, ben ik verder weg dan ooit. Ik heb mijn derde dochter wel laten dopen. Het was een prachtige dienst op een prachtige dag. Om de kerk lag meters sneeuw. En het gezang klonk daardoor gedempt en vol tegelijk. Het was een doopdienst die iedereen zich zal herinneren vanwege het bijzondere weer. Maar mijn plicht als doopouder verzaak ik behoorlijk. Ik ga af en toe nog naar de kerk. Maar het gevoel is weg. Mijn dochters hebben het soms over Jezus. Met Pasen heb ik ze verteld dat hij is gestorven en weer is opgestaan. Dat vonden ze een wonderlijk verhaal. Mijn oudste dochter vroeg vervolgens of God bestaat. Ik heb eerlijk geantwoord: dat weet ik niet.

vrijdag 20 april 2012

Dansen

Een tijdje terug las ik in de Trouw een interview met een jonge danser die een prijs ontvangen had voor zijn danskunsten. Zijn naam ben ik helaas vergeten. Hij zei in dat interview dat hij met zijn dans een verhaal wilde vertellen. Het leek of er een lichtje in mijn hoofd aanging. Met dansen kun je een verhaal vertellen. Natuurlijk. Ik wist dat wel. Ik ga ook regelmatig naar een balletvoorstelling. Maar opeens kwam het binnen. Ik kan met dansen een verhaal vertellen.

's Avonds bij mijn eigen balletles probeerde ik zijn woorden toe te passen. Toevallig gingen we een nieuwe dans oefenen. En voor het eerst luisterde ik naar wat ik dacht dat de muziek vertelde in plaats van dat ik meteen de danspassen probeerde na te doen. Het was een droevige muziek. Dus ik probeerde mijn bewegingen ingetogen te doen. Dat viel nog niet mee. Eigenlijk leek het nergens op. Maar ik vond het wel een wonderlijke ervaring. Als ik heel goed zou kunnen dansen, zou ik een verhaal kunnen vertellen. En die gedachte was nog niet eerder in mij op gekomen.

Dansen. Ik zou het heel graag goed willen kunnen. Als je goed kunt dansen, heb je de juiste balans gevonden tussen totale controle over je lichaam en je volledig kunnen laten gaan. En beide kanten zou ik graag willen beheersen. Het lijkt me heerlijk om op een dansvloer volledig los te gaan zonder je bewust te zijn van je omgeving. Niet geboeid zijn door wat anderen van je dans vinden. Maar gewoon dansen zoals het in je opkomt. Zo als een kind eigenlijk. Wanneer doe ik dat nog? En tegelijkertijd lijkt het me super gaaf als ik mijn lichaam zo zou beheersen dat ik elke beweging zou kunnen maken die ik wil. Dat ik geen moeite heb met een sissonne, een balletbeweging die eenvoudig lijkt maar lastig is. (http://www.videojug.com/film/how-to-do-a-sissonne)

Voor mij geldt dat ook voor schrijven. Ik zou zo graag helemaal los willen gaan in mijn teksten. En tegelijkertijd verschillende stijlen perfect willen beheersen. En dat doe ik nu niet. Ik zet me vast. Letterlijk. Bij mijn balletles wijst de balletjuf altijd op mijn handen. "Maak je handen eens los", zegt ze dan. Tijdens het schrijven, voel ik mijn handen vaak al verkrampen.

Los. Los! Los? Hoe doe ik dat? Laat ik maar naar Ingmar luisteren...

Los

Dans en weet je dat je bestaat
dans een dans op hete kolen
dans de gaten in je zolen
dans tot de planeet vergaat

dans als alles is gezegd
dans tot je de tijd vergeet
dans zoals je ademhaalt
dans tot je de weg weer weet

dans om nooit meer stil te staan
dans de sterren en de maan
dans de bomen en het bos
niet meer vast en alles los.

Van Ingmar Heytze uit: 'Alle goeds'

woensdag 18 april 2012

Honger

Natuurlijk ken ik geen echte honger. Gelukkig niet. Maar ik ben wel snel geïrriteerd als ik te lange tijd niks eet. Dan blaf ik alles en iedereen af, inclusief mijn lief en dochters en ben ik geen leuk persoon. Totdat ik me realiseer, ohja, ik moet gewoon eten. En dat doe ik dan ook. Het liefst een bruine boterham met kaas. Daar knapt mijn humeur ook het snelst van op.

Honger heb ik dus gelukkig nooit gekend. Al zijn er wel een paar momenten in mijn leven geweest waarin eten een belangrijke rol speelde. Die momenten duurden nooit heel lang, hooguit een week, maar wel lang genoeg om te beseffen hoe belangrijk eten voor mij is.

Toen ik net studeerde ging ik een lang weekend weg met de studentenvereniging. We zaten op een leuke plek vlakbij het bos. Het eten was echter slecht. Ik vond het smerig. Wellicht kwam het ook doordat ik verwend was door mijn moeders uitstekende kookkunsten. Ik weigerde het eten te eten. Drie dagen lang leefde ik enkel op een paar snickers per dag en wat brood. Ik voelde me afschuwelijk want naast een voortdurend knagend gevoel van trek, was ook mijn hele darmhuishouding van slag. Het gevolg laat zich raden.

Ruim zeven jaar later werkte ik bij IBM en had ik leuke collega's. Op een dag besloten we een sapkuur te doen met z'n drieën. Zo reinigden we onze darmen en vielen we ook wat kilootjes af. Om het laatste was het vooral te doen. De eerste twee dagen moest ik een zuurkoolsap drinken. Een witte drabbige vloeistof die afschuwelijk rook. Ik snap niet dat ik het naar binnen heb gekregen. De vijf dagen erna mocht ik enkel tomatensap drinken en dat ook maar een aantal keer per dag. De eerste twee dagen ging het nog wel maar daarna kon ik alleen maar aan eten denken. Ik heb het volgehouden. De dag na de sapkuur heb ik echter zoveel chocola naar binnen gewerkt dat mijn darmen weer vies waren en mijn verloren kilo's weer terug.

Maar mijn meest bijzondere ervaring met eten was in Thailand samen met één van mijn liefste vriendinnen. We wilden  rust en diepgang dus hadden we besloten een week te mediteren in een Wat vlakbij Bangkok. In die Thaise tempel kregen we één keer per dag te eten en één keer per dag een pompoendrankje en dat was het. 's Morgens vroeg gingen de monniken op pad om eten te verzamelen. Dat eten werd rond een uur of tien uitgestald op lange tafels. Wij moesten in de rij aansluiten en konden nadat we ons bord hadden opgeschept en hadden gebeden, gaan eten. De eerste paar dagen vonden mijn vriendin en ik het wel leuk en het eten ook best lekker. Maar na een paar dagen veranderde dat. We verlangden naar Hollands eten, een gewone bruine boterham. Vooral de zoete en weeïge Thaise kokostoetjes begonnen ons tegen te staan. Mijn vriendin kon de laatste dagen bijna niets meer naar binnen krijgen. Ik herinner me nog goed dat we op een avond (we sliepen trouwens ook niet in een gewoon bed maar op flinterdunne matjes op de grond) een paar uur lang gefantaseerd hebben over wat we allemaal zouden gaan eten als we weer gewoon konden eten. Het was een geweldige ervaring om zo samen over eten te kunnen praten. Hoe het smaakte en rook, hoe het eruit zag, wat er allemaal was en hoe je het zo lekker mogelijk kon bereiden. Na die week gingen we weer op pad en de eerste indrukken buiten deden heel veel met ons. Halve onthouding van eten had onze zintuigen heel erg scherp gemaakt.

dinsdag 17 april 2012

Wat? Een gedicht! Ik? - deel 2

Toen ik deze opdracht plaatste, had ik het gevoel, klopt dit wel?
Vervolgens las ik de opdracht nog eens en zag dat een distichon een tweeregelig gedicht is. Heel toevallig had mijn nicht precies hetzelfde gedaan.

Het "gedicht" wat ik had geplaatst was dus geen distichon maar bestond uit meerdere distichons.

De bedoeling was om drie verschillende distichons te schrijven.

Distichon 1
Volgens mij ben ik minder een schrijver dan een dichter,
want na het schrijven van rijmelarij voel ik me altijd lichter.

Distichon 2 - gejat
Ik kan rijmen en dichten
zonder mijn pet op te lichten

Distichon 3
Als bloemen verwelken in een vaas,
ben ik mijn tranen nooit te baas..

Een kwatrijn over bloemen is fijn

Bloemen heb ik nooit gekregen
van de man die ik begeer,
waarschijnlijk is hij te verlegen,
en doet plukken zijn hartje zeer.

Hij zegt, ik kan er niet tegen,
zo'n bloempje van wortel ontdaan,
het is zo onnatuurlijk en zo kwetsbaar,
en het is ook niet humaan.

Liever neem ik je mee naar een weide
vol met bloemen in allerlei kleuren
en terwijl wij ons daar vleien,
raken we overmand door alle geuren,

Daar kan ik je schoonheid tonen,
van een bloempje in de knop,
en hoe prachtig een bloem kan tonen,
voor een vlinder die er stopt.

Dus voor mijn geen vaas met bloemen,
geen roos, geen tulp of lelie in mijn huis,
ik zie enkel buiten bloemen bloeien
en daartussen voel ik me thuis..

Terzine - drieregelig rijm

Lang geleden leerde ik al eens het mooie woord terzine,
ik heb er nooit meer aan gedacht,
tot ik transformeerde tot een soort schrijfmachine.

Dagelijks schrijven voelt soms als een zware plicht,
soms ook wel als een bevrijding,
vooral als het me van vervelende gevoelens verlicht.

Verder merk ik, terwijl ik me door dit gedicht heen ploeg,
dat een terzine als dichtvorm,
voor mij niet iets is waar ik graag op zwoeg

Het metrum, de jambe en natuurlijk ook de trachee,
ze vallen steeds verkeerd, ze willen niet,
het zijn net lastige pubers, ze werken niet mee.

Anderen mogen zich wijden aan zo'n drieregelig gedicht,
bijvoorbeeld Dante, hij is hierin een meester,
las ik een paar minuten geleden op de blog van mijn nicht.

zondag 15 april 2012

Wat? Een gedicht! Ik?


Volgens mij ben ik minder een schrijver dan een dichter,
want na het schrijven van rijmelarij voel ik me altijd lichter,
dan na het schrijven van een stuk vol zinnen,
"Had je niet wat beters kunnen verzinnen?",
is wat ik dan heel vaak denk,
terwijl ik mijn zelfbeeld nog eens krenk,
door teksten van anderen te bekijken,
en wil dat mijn teksten daar op lijken.
Ik ben dus geen schrijver maar een dichter,
want rijmpjes maken mij vele malen lichter...

Dit was dus een distichon,
voor als je dat begrip nog niet kon ;-)

De belangrijkste gebeurtenis

Als kind was ik bij tijd en wijle een angstig kind. Dan gingen mijn ouders samen een avondje weg en was ik ervan overtuigd dat er iets "ergs" zou gebeuren. Iets zo vreselijks dat het mijn leven zou veranderen. In gedachten stelde ik me dan al voor hoe mijn leven zou zijn zo zonder ouders. Waar zouden mijn broers en zusje en ik dan terechtkomen? Ik haalde altijd opgelucht adem als ik  de overbekende klik van de voordeur hoorde. Mijn ouders waren weer veilig thuis.

Tot nu toe is er nooit zo'n gebeurtenis geweest in mijn leven. En ik hoop ook dat mij en eigenlijk iedereen dat bespaard blijft. En dat we alleen nog maar positieve belangrijke gebeurtenissen meemaken. Al weet ik natuurlijk dat dat helaas niet realistisch is. En soms ontstaat er uit een nare gebeurtenis alsnog iets moois. En is die vervelende gebeurtenis toch belangrijk geweest.

Toen ik bij IBM werkte en te horen kreeg dat mijn contract niet verlengd zou worden terwijl ik net een huis had gekocht, stond mijn leven even op zijn kop. Tot ik me realiseerde dat ik nu echt de beslissing moest nemen die al jaren uitstelde. Docent worden. Ik schreef me in bij Hogeschool van Amsterdam  en studeerde binnen drie jaar af. Ik ben nog steeds blij dat ik toen die keuze heb gemaakt. Al weet ik niet zeker of ik nu  die keuze weer zo zou maken. Maar voor toen was het goed.

Een jaar na die beslissing werd mijn moeder ernstig ziek. Het eerste bericht, kanker, was heel heftig. Gelukkig bleek het behandelbaar en sloeg de behandeling ook aan. Het bericht veranderde dingen. Mijn lief en ik hadden het al vaker over kinderen gehad. We realiseerden ons nu dat als we wilden dat onze ouders ze nog konden meemaken we niet te lang moesten wachten. En we wilden ook nog samen op reis. We hadden genoeg gefantaseerd, we moesten het nu gaan doen. Dat maakte mijn moeders ziekte ons wel duidelijk. Dus vertrokken we. En kwamen we twee maanden later met een souvenir terug.

Dit zijn mijn belangrijkste nare gebeurtenissen waaruit iets moois is ontstaan. Gelukkig heb ik meer blije belangrijke gebeurtenissen waaruit iets moois is ontstaan. Waarvan vier er natuurlijk het belangrijkst zijn. De ontmoeting met mijn lief. En de geboorte van mijn drie dochters.

zaterdag 14 april 2012

Het Kinderboekenmuseum

Mijn lievelingsmuseum staat in Den Haag. Het Letterkundig Museum ook wel het Kinderboekenmuseum genoemd. Ik ben er alleen geweest en met mensen die mij lief zijn. Ik vind het een fijn museum omdat er zo veel boeken staan. Omdat er zoveel curiosa van schrijvers staat tentoongesteld. Omdat je er zo heerlijk in kinderboeken kunt bladeren.

Vroeger was het letterkundige gedeelte onderin en het kinderboekengedeelte boven. Nu (en volgens mij is dat alweer 2 jaar zo) is dat omgedraaid. Beneden is er een geweldig vernieuwd kinderboekengedeelte. Waar ik heel veel over kan schrijven maar wat je gewoon moet beleven. (En excuses voor mijn enthousiaste PR-praatje, ik word echt niet stiekem ingehuurd) En boven kun je heel veel geschilderde portretten van schrijvers zien en nog veel meer.

Vorig jaar ben ik er met mijn dochters geweest. Ze vonden het geweldig. Sindsdien wil ik er vaker met ze naar toe. Maar het komt er niet van. Te druk, geen energie, te ver weg en geen tijd. Maar ´s avonds, als ik niet kan slapen, ga ik er altijd even langs.

Stel dat ik een man was...

Stel je eens voor dat ik een man was. Hoe zou mijn leven dan zijn? Ik zou in elk geval elke 7 seconden aan seks denken. Dat las ik pas in één of ander wetenschappelijk onderzoek. Mannen denken elke 7 seconden aan seks. Ik vraag me dan altijd af hoe ze dat gemeten hebben. Kreeg een groep mannen een neutrale film voorgeschoteld en werd ondertussen hun hersenactiviteit gemeten? En konden de wetenschappers zo zien dat het gebied waar seksuele gedachten plaats vindt elke 7 seconden oplichtte? Of hebben ze een groep mannen gevraagd een vragenlijst in te vullen? In dat geval kan ik wel begrijpen hoe ze aan die 7 seconden komen. Geen man die die vragenlijst eerlijk invult natuurlijk.

Maar goed, stel dat het echt waar is. Het lijkt mij dan wel makkelijk om man te zijn. Je hebt heel regelmatige gedachten. Elke 7 seconden denk je aan seks. Hoe lang stond er niet bij maar ik vermoed maar 1 seconde. Dat betekent dat je 6 seconden over hebt om aan iets anders te denken. Zes hele seconden die niet zoals bij vrouwen besteed worden aan piekeren, boodschappen lijstjes maken, zorgen maken en nog meer piekeren. Gewoon 6 seconden aan iets denken.

Bijvoorbeeld zo. Ik ben een man en ik sta op. Ik loop naar de keuken, ik denk 1 seconde ontbijt. Dan denk ik 5 seconden niets. En dan denk ik seks! Vervolgens smeer ik mijn brood denk ik 1 seconde na over mijn beleg, weer 5 seconden niets en dan seks. Wat heerlijk rustgevend zal dat zijn. Geen, had ik mijn haar gisteren wel moeten wassen want het zit nu zo raar, zal ik kaas op mijn brood nemen of toch maar niet want ik wil eigenlijk toch wel wat kilootjes kwijt, wat moet dochter twee nu ook al weer mee naar school nemen, oh ja dat vriendenboekje moet nog ingevuld worden, had ik dat gisteren nu wel tegen haar moeten zeggen, waarom keek hij gisteren zo vreemd naar me. En dat in 6 seconden.

Als ik een man was geweest, zou ik succesvoller zijn. Het is niet feministisch, het is de droeve waarheid. En ik snap ook wel waarom. Als ik elke 7 seconden aan seks zou denken en vervolgens 6 hele seconden had om aan iets anders te denken, zou ik alles wat ik deed met veel meer aandacht kunnen doen. Mannen kunnen niet multitasken en dat komt volgens mij door de 7 seconden regel. En dat is maar goed ook voor ze. Die 7 seconden regel belemmert ze dat ze gaan piekeren over allerlei zaken. Ze leren zich focussen. En zo worden ze succesvoller.

Als ik een man was, zou ik elke 7 seconden aan seks denken.

vrijdag 13 april 2012

Zijn lievelingspen

Hij werd 40. Een bijzondere leeftijd. En hij wilde een bijzonder cadeau. Een pen. Een bijzondere pen. Niet zomaar een simpele pen. Een eenvoudige pen. Of een fijnschrijvende pen. Nee, het moest een echte stoerenmannenpen worden. Zo'n pen van een paar honderd euro. Het liefst met een stoere huls en dop.

Ik snapte het niet. Wat moet je met zo'n dure pen? Dat is toch nergens voor nodig. Elke pen schrijft prima. Ja, de ene pen wat lekkerder dan de andere maar om daar nu een paar honderd euro voor uit te geven? Ik begreep het niet. Al vond ik het wel een cadeau voor hem. Hij kon daar wel mee omgaan. Hij zou zuinig zijn op zijn pen en er elke dag mee schrijven. Ik niet. Geef mij een dure pen en ik raak 'em kwijt. Ik laat 'em ergens liggen, ik geef 'em aan een leerling of ik ga er op kauwen. Voor mij alleen maar een simpele BIC ajb. Al vind ik een fijne vulpen stiekem wel heerlijk schrijven. En krijg ik er ook zo'n mooi handschrift van maar dat terzijde.

Een pen moest er komen. En die kwam. Gekocht in een dure pennenwinkel in Den Haag. Waar De Pen eigenlijk heel goedkoop bleek. Maar wel heel bijzonder. En stoer. En een paar honderd euro. En hij schreef ook best fijn.

Mijn jas

Ik heb een jas, een zwarte jas,
met groen en rode knopen.
Het is een jas waarmee ik vliegen kan
en ook zo heerlijk lopen.

Ik trek hem aan en ik ben weg,
naar Rome of Berlijn.
Ik vlieg ook graag naar Zweden toe,
de Noordzee of de woestijn.


Mijn dochters gaan ook mee op reis,
zitten zoetjes in mijn zak,
lief zoekt een plekje in mijn mouw
zo zit elk op zijn gemak.


Zo gaan we met zijn vijven
regelmatig op wereldreis,
zo komen we nog ergens,
en worden we wereldwijs.


Maar als er oostenwind komt,
dan moet ik snel gaan landen.
Hij hangt dan slapjes in de gang,
mijn jas met zwarte panden.

Pas als de westenwind gaat blazen,
kunnen wij weer fijn op pad.
Londen, Parijs of Moskou
we worden het nooit zat.

donderdag 12 april 2012

Complimenten

Sommige mensen noemen complimenten cadeautjes. Ik krijg altijd een beetje jeuk als ik dat hoor. Waar dat nu precies aan ligt, weet ik niet. Waarschijnlijk omdat het verkleinwoord cadeautje wordt gebruikt. Alsof de spreker wil benadrukken hoe vrolijk, vrij en schattig zij (want het is eigenlijk altijd een zij die zoiets zegt) in het leven staat. Brrr.

Bij mijn dochter op school noemen ze complimenten zonnestraaltjes. En als één of andere trainer dat tijdens één of andere cursus zou zeggen zou ik hard gillend wegrennen. Maar van mijn dochter vind ik het natuurlijk schattig. En voor kinderen mag je sommige woorden best concreet uitleggen. "Complimenten zijn zonnestralen omdat je er warm van wordt", heeft ze me uitgelegd op een ochtend terwijl ik haar broodtrommel klaarmaakte.

Diezelfde ochtend rijd ik met een nieuw kapsel naar school. Ik voel me een beetje onzeker. Staat die pony echt wel leuk? Ik loop naar mijn lokaal en word meteen enthousiast begroet door een puistige puber die me vraagt of ik mijn haar geknipt heb. "Staat leuk juf", zegt hij. En hij is niet de enige. De hele dag door regent het complimenten. Ik word er warm van. Inderdaad. Zonnestraaltjes.






dinsdag 10 april 2012

Dit wordt niet mijn honderdste bericht


Pfff.. ben ik net terug van een avondje Leefstijl op school. Ik had me voorbereid op een ontspannen avondje. Begint de spreker over 'Zelfbeeld' en dat alles wat je tot nu toe bereikt hebt overeenkomt met je eigen zelfbeeld. Kortom als je vindt dat je een te laag salaris hebt, heeft dat te maken met je zelfbeeld op dat punt. Als je huwelijk niet goed is, ligt dat aan je zelfbeeld.

Ik vind het allemaal erg kort door de bocht. En dat meldde ik de spreker ook. Lachend zei ik erbij dat dat vast aan mijn eigen zelfbeeld zou liggen. Vraagt hij me te midden van al dat publiek of ik tevreden ben over mijn eigen zelfbeeld. Ik was letterlijk met stomheid geslagen. Er kwam geen woord uit mijn mond. Omdat ik niet wist wat ik moest zeggen. Er kwam zeker geen luid en duidelijk "Ja hoor" uit. Ik voelde alleen maar het bloed naar mijn hoofd stijgen. De spreker maakte er een grapje van. Maar bij mij deed het alleen maar AUW!! Ik heb de rest van de avond niet meer naar die man geluisterd.

Ik wilde het hebben over de honderdste schrijfopdracht van het Citatenmuseum. En dat ik die niet gehaald heb. Nog niet. En dat ik het superstoer vind dat mijn nicht het wel gehaald heeft. Maar ergens is een oude wond opengereten. En kan ik alleen maar denken aan mijn zelfbeeld. En of ik er wel tevreden over ben.

maandag 9 april 2012

Count your blessings

In mijn jeugd heb ik de uitdrukking "Count your blessings" wel eens gehoord. Waarschijnlijk van mijn vader, hij is nog steeds dol op Engelstalige en Amerikaanse uitdrukkingen. Ik heb het altijd een mooie uitdrukking gevonden. Wees dankbaar voor wat je hebt. Dankbaarheid. Een mooi woord.

Maar toen ik ging studeren verdween de uitdrukking naar de achtergrond. Als twintigjarig ben je toch vooral bezig met jezelf en met wat je kunt bereiken. Stil staan bij je zegeningen doe je dan niet. Die neem je voor lief. Je wilt eigenlijk alleen maar meer. Een interessantere baan. Een mooier huis. Een goed salaris. Leuke vakanties. Nog meer geld.

En als dertigjarige is dat nog steeds lastig. Ook al krijg je kinderen en ben je dankbaar dat ze gezond zijn. Je neemt het toch nog vaak voor lief. En vaak ben je druk met allerlei andere zaken, partijtjes die georganiseerd moeten worden, of ze wel genoeg vriendjes en vriendinnetjes hebben, of ze wel gezond genoeg eten. En dan ben je als moderne dertiger ook nog met jezelf bezig. Leef je wel genoeg in het nu? Doe je genoeg leuke dingen met vriendinnen? Is je baan nog steeds uitdagend? Ziet je lijf er wel goed genoeg uit? Besteed je genoeg aandacht aan je ouders? Heb je nog wel echt contact met je lief? Spreek je je beste vriendinnen wel vaak genoeg?

 En zo sneeuwen je zegeningen langzaam onder de dagelijkse beslommeringen en zorgen. Tot dat je opeens hoort dat een goede kennis van je ernstig ziek is. Je broer vertelt dat hij gaat scheiden. Een goede vriendin wordt ontslagen.

Vreemd dat er vaak tegenslag van een ander nodig is om je te realiseren dat je zoveel zegeningen hebt. Daarom vind ik danken ook zo'n mooi begrip. Na het eten danken. Niet omdat je gelovig bent maar om stil te staan dat je eten op je bord hebt. Elke dag weer. Want als je stil staat bij je dagelijkse zegening van eten op tafel lukt het misschien ook om je meer bewust te worden van je andere zegeningen.

Humor

"Mevrouw, dat was maar een grapje!", zucht Jimmy.
"Oh, nou ik kan er niet om lachen..", zeg ik streng.
"U heeft echt geen humor", probeert Jimmy nog.
"Klopt!", zeg ik, "daar klaagt mijn man ook altijd over."

Dit bovenstaande gesprekje voer ik elk jaar wel met een willekeurige leerling op een willekeurig moment in een willekeurig lokaal. En elk jaar weer moet ik heel hard lachen, om mezelf. Soms lachen andere leerlingen mee. De leerling in kwestie niet altijd, afhankelijk van of hij of zij het doorheeft.

Humor. Het is smeerolie. Zeker in het onderwijs. Lach met en af en toe om een leerling en het doet wonderen. De lessen zijn leuker en gezelliger. De leerlingen vinden je aardiger. En dat heb je allemaal nodig willen ze een beetje hun best voor je doen.

En wat is dat lastig voor zo´n humorloos geval als ik ben. Humorloos ben ik niet. Maar ik ben wel serieus en ik kan snel erg serieus worden. En erg saai. Gelukkig sta ik op zijn tijd nog over voor een beetje zelfspot. Valt het toch mee...

zondag 8 april 2012

Een nieuwe lente?

De afgelopen weken heb ik heel weinig geschreven. In januari deed ik vrolijk mee met de opdrachten van het citatenmuseum, in februari kostte het me veel moeite en in maart haakte ik een beetje af..
Een beetje af want ik heb nog wel wat stukjes geplaatst.

Natuurlijk had ik allemaal excuses voor mijzelf. Ik had er geen tijd voor. Of ik had er geen zin in want ik vond de opdrachten niet leuk genoeg. En ik vond de stukjes die ik schreef niet goed genoeg. Of ik moest eerst uitvinden wat ik nu echt wilde. Mijn gezin had er last van. Of ik wist niet wat ik moest schrijven. Grappig dat je zoveel excuses kunt verzinnen. En er in kunt geloven.

Het lijkt of de mist rond mijn hoofd nu weer verdwenen is. (Dat is trouwens ook de titel van een prachtig lied van Boudewijn de Groot, waarvan ik nooit zo goed begreep waar het over ging, tot nu..) Ik zie nu weer dat ik zelf bepaal of ik elke dag wat schrijf ja of nee. Maar soms ben je zo druk met het najagen van wind dat je tollend op je benen neervalt en je dan niet goed weet wat je aan het doen was.

En terwijl je op de grond zit en aan het bijkomen bent, kom je langzaam tot het besef dat je als een dolle kat je eigen staart nazat. Je haalt diep adem, staat voorzichtig weer op en je gaat verder. En dan zie je een film over iemand die besluit een jaar lang een blog bij te houden over de 524 gerechten die ze in een jaar gaat maken. (Het is de film Julie & Julia, ik vond het een heerlijke film) En je raakt weer geïnspireerd. Een buurvrouw vraagt of haar zoon een gedicht van je mag gebruiken voor een schoolverslag. Je raakt weer enthousiast. Je krijgt lieve berichten van naasten en je beseft het mag er zijn.

En vandaar dat ik nu weer voorzichtig de draad probeer op te pakken. Het voelt alsof de lente nu pas echt voor mij begonnen is. Als een ontluikende bloem hoop ik zachtjes aan weer tevoorschijn te komen.
Met elke dag een stukje. Met mijn eigen geluid.

maandag 2 april 2012

De oude man en zijn winkel - deel 3

Het was een mooie dag in de stad waar de oude man met zijn winkel woonde. Het was een dag waarop de zon extra glans gaf aan de gebouwen in de stad. Ze lichtten een beetje op. De bomen leken groener. Het water wat blauwer en keitjes van de straten leken wat zachter.
Een vader en een dochter liepen door de stad. Ze waren op zoek naar de winkel van de oude man. Ze hadden hem nodig.

"Die winkel moet hier vlak in de buurt zijn", zei de vader.
"Tuurlijk....", zuchtte zijn dochter "dat zei je net ook al."
Ze trok haar gezicht even op, sloeg haar ogen neer en liet haar hoofd weer zachtjes hangen.
Al ruim twintig minuten liepen ze door de stad. Op zoek naar de schoenwinkel. Waarom haar vader nou speciaal naar die winkel moest, wist de dochter ook niet. Ze wist alleen dat ze het vervelend begon te vinden. Waarom had ze haar vader eigenlijk beloofd dat ze mee zou gaan? Ze wilde gewoon de stad in, lekker een beetje shoppen.

Vader keek om zich heen. Hij begon zich een beetje radeloos te voelen. Hij wist zeker dat die winkel hier vlak in de buurt moest zijn. Hij was hier als kind zo vaak geweest. Waarom kon hij het nu niet vinden? Hij zag wel aan zijn dochter dat ze geïrriteerd was. Hij begreep het ook wel. Maar hij kon er nu niet zo veel aan veranderen. Hij moest eerst maar eens die winkel zien te vinden. Opeens viel zijn oog op een klein zijstraatje.

"Lieverd, daar gaan we in!`, zei de vader beslist.
"Dat kleine steegje? Dacht het niet!" zei de dochter luid. "We zijn net al vier kleine steegjes ingelopen en ik kan geen muf steegje meer zien!"
"Maar ik weet zeker dat het daar zit, ik herken het nu echt van vroeger.."
"Ja, dat zei je net ook al! Ik blijf hier wel wachten tot je terug bent", mokte het meisje.
"Ok, ik kijk eerst wel even alleen.." antwoordde de vader vermoeid.
En hij liep richting het kleine straatje.


Het was ook een dag waarop de oude man tot een belangrijke ontdekking zou komen. Alleen wist hij daar nu nog niets van af. Hij stond  rustig de schoenen in zijn etalage te poetsen. Tot de deur openging. Een man van middelbare leeftijd kwam binnen.

Wordt t.z.t vervolgd..

vrijdag 23 maart 2012

Groeien doet pijn?

"Mama, kom je kijken tot ik slaap?". Een jaar geleden stelde mijn oudste dochter standaard deze vraag als ik haar naar bed bracht. Ze vroeg het altijd aan het eind van het bedritueel. Ik antwoordde altijd met een grapje "Hangen appels aan een boom?" of "Poepen beren in het bos?", zodat ze wist dat het antwoord ja was. Ze wilde dat ik telkens even kwam kijken tot ze in slaap gevallen was. Ik hoefde zelden nog een keer kijken omdat ze na het stellen van die vraag bijna altijd direct in slaap viel.

Een ander onderdeel van het bedritueel was het wegjagen van wolven en krokodillen. Met een oude mascaraborstel joeg ik de enge beesten weg onder haar bed, uit haar kast, onder haar dekens vandaan en uit de donkere hoekjes van de kamer. Ik blies er altijd bezwerend bij. Of ze nu echt geloofde dat die oude mascararoller  een wolven- en krokodillenverjaagapparaat was, betwijfel ik, maar ze werd er in elk geval rustig door. En het was leuk om samen op jacht te gaan.

Door al die activiteiten nam het bedritueel zo 20 tot 30 minuten in beslag. En als ik weer eens flink na achten beneden kwam en lief vroeg: "Waarom duurde het zo lang?", hoefde ik alleen maar "krokodillen" te zeggen en hij knikte begrijpend.

Deze week besefte ik opeens dat ik al in geen maanden krokodillen of wolven had verjaagd. De oude mascararoller lag verstoft in het laatje van mijn nachtkastje. En ik bedacht me ook dat ik me niet meer kon herinneren wanneer dochterlief voor het laatst had gevraagd of ik kwam kijken tot ze sliep. Ik werd er somber van en ook een beetje verdrietig. Ik wist dat groeien pijn deed, maar zo'n pijn had niemand me verteld.

maandag 19 maart 2012

Te dik, te dun of precies goed..

"Wat een fijne opdracht om nu te krijgen", dacht ik toen ik van het citatenmuseum de opdracht kreeg om te schrijven hoe ik mezelf vind: te dik, te dun of precies goed. Als ik deze opdracht tien of twintig jaar geleden had gekregen, had ik epistels volgeschreven met wat er wel niet allemaal aan mij mankeerde. Ik had op sommige plaatsen te veel vet op andere plaatsen te weinig en ga zo maar door.
En nu drie kinderen later ben ik gewoon tevreden. Ik ben twee kilo zwaarder dan toen ik 18 was, 4 kilo lichter dan toen ik 20 was. Tien kilo lichter dan toen ik op mijn zwaarst was en negen kilo zwaarder dan toen ik op mijn lichtst was. Als ik voor de spiegel sta denk ik niet, hier staat een geweldig goddelijk wezen. Maar ik vind het wel oké.

In gesprekken klets ik altijd sociaal mee dat ik af wil vallen. Maar ik weet dat dat nooit gaat gebeuren. Ik heb diëten nog nooit langer dan 1 dag volgehouden, de meeste zelfs niet langer dan 1 uur. Op het gebied van diëten mis ik een totaal gebrek aan discipline. Ik heb, als het om diëten, gaat, het ruggenmerg van een weekdier. Als ik zeg of als ik denk, ik ga afvallen, kan ik vervolgens nog maar aan drie dingen denken: chocola, chocola en nog meer chocola. En verder ben ik ook te lui. Als je wilt afvallen moet je jezelf vaak verdedigen of uitleggen waarom je niks neemt. Daar heb ik helemaal geen zin in. Dus eet ik lekker mee.

En het is goed zo. Ik ben geen Kate Moss. Maar ik hoef ook niet mijn huis uit getakeld te worden. Ik ben gewoon. En daar ben ik gewoon tevreden mee. Precies goed.

zaterdag 17 maart 2012

Roze wolken

Soms zie ik roze wolken,
mijn mama zegt dat dat niet kan,
roze wolken, zegt ze,
daar zit je op zo nu en dan.

Toch zie ik roze wolken,
soms ook paars, oranje of rood.
Maar het liefst zie ik ze roze,
net als de muisjes op mijn brood.

dinsdag 13 maart 2012

Leer me zeggen: het is niets

Weer een mooi stuk van Asha ten Broeke met als slot een paar prachtige regels van Herman de Coninck. En omdat het voor mij zo herkenbaar is en het weer zo'n stuk is wat ik zelf wel had willen schrijven, deel ik het met jullie.


Een kind grootbrengen is een zenuwslopende aangelegenheid. Liggen ze het ene moment nog veilig in je armen uit te puffen van het hele geboortegebeuren, voor je het weet lopen ze (bij voorkeur in zeven sloten tegelijk), fietsen ze (bij voorkeur heel hard) en gaan ze stappen (bij voorkeur met de verkeerde vrienden). Laatst was ik mijn oudste dochter kwijt. Ze zou buiten gaan spelen, maar was nergens te bekennen. Vijf minuten, twee hartverzakkingen en een onwenselijk levendig visioen van dood en verkracht in een bosje later had ik haar gevonden, spelend in de kamer van een vriendinnetje.

Op zulke momenten is het idee dat er iets vreselijks zou kunnen gebeuren met je kind pijnlijk dichtbij. Ineens voelt het echt, tastbaar. Robert M. heeft hetzelfde effect op ouders. Alleen al het horen van zijn naam, brengt de gedachte tot leven dat je kind misbruikt zou kunnen worden op de crèche. En een risico dat leeft, lijkt groter dan het is. Zo groot, dat het jouw kind elk moment zou kunnen overkomen.

Natuurlijk: er zijn maar heel weinig pedoseksuelen. De kans dat die bovendien in de kinderopvang ongemerkt hun duistere daden kunnen verrichten, is minimaal. Enge mannen in bosjes zijn zo zeldzaam dat veruit de meeste mensen sterven zonder er ooit een gezien te hebben. Onze kinderen wonen in een veiliger wereld dan ooit tevoren.

Kennis van deze feiten verandert echter weinig aan het gevoel dat veel ouders hebben: de wereld is nauwelijks veilig genoeg voor je kind. Uit de weinige beschikbare wetenschappelijke onderzoeken naar deze ouderangst blijkt dat kinderen bijvoorbeeld steeds minder buiten spelen - te gevaarlijk. Ook maken ouders zich steeds meer zorgen over hun kind; hoogleraar fysiotherapie Paul Helders vertelde dat slechts een kwart van de kinderen bij fysiotherapeut langskomen echt wat mankeert. De rest heeft psychosomatische klachten of iets dat gewoon bij opgroeien hoort.

Toen mijn jongste dochter ging kruipen, vroegen ze bij de crèche of ze ook kniebeschermers meekreeg. Ik dacht eigenlijk dat ze een grapje maakten, maar toen ik thuis op internet ging kijken bleken ze echt te bestaan. Om elk risico uit te sluiten beschermen deze naar ik las uitermate comfortabele Tee-Knees niet alleen tere babyknietjes tegen schurende oppervlakken, ze hebben ook anti-slipnopjes tegen het uitglijden én zijn gemaakt van hypoallergeen materiaal. "Uw kind kan nu zonder pijn en angst voor het oplopen van schrammen beginnen aan zijn eerste stappen", meldde de website.

Zo'n overbeschermende instelling doet kinderen meer kwaad dan goed. Ze komen in een gouden kooitje terecht waar inderdaad niets kan gebeuren: geen schrammen, geen pijn, geen mannen. Maar in een kooitje waar nooit iets gebeurt, gebéúrt dus ook niets: geen avonturen, geen kattenkwaad, geen levenslust. Wie het beste met zijn kinderen voorheeft, drukt zijn eigen zorgen de kop in. Dat is moeilijk. Zelf denk ik daarom in geval van opkomende ouderangst altijd aan het slot van een prachtig gedicht van Herman de Coninck, waarin - vermoedelijk per ongeluk - het beste opvoedadvies aller tijden staat:

zeg: het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.

Door Asha ten Broeke, Trouw, 13 maart 2012

maandag 12 maart 2012

Mag ik vanavond in je dromen..

"Mag ik vanavond in je dromen,"
dat vind ik zo'n mooie zin,
had ik die maar zelf verzonnen,
nu pik ik 'em maar even in..

Want over dromen is zoveel
geschreven, gedicht en verhaald
waar ze over gaan en wat je kunt
beleven, als je droom de ochtend haalt.

Ik zou graag willen dromen
over een grote groene hond
met paarse stippen op zijn rug.
En zo wandelde hij de wereld rond..

En ik zat boven op die rug
en wandelde zo met hem mee.
Hij bracht me naar de verste sterren
en naar de diepste diepte van de zee.

En die hond sprak honderd talen
zodat ik iedereen kon verstaan,
En hij wist meer dan duizend wegen,
en hij kon ook lopen op de maan.

En samen met die groene hond,
met paarse stippen op zijn rug,
wandelde ik fluitend naar de Noorpool
en ging ik via de Zuidpool weer terug.

Maar helaas droom ik nooit
over die groene wereldhond,
ik kan mijn dromen nooit onthouden,
is dat eigenlijk wel gezond?

Ik word altijd gewoon wakker,
met een leeg maar zorgelijk hoofd,
ik zou het liefst avonturen beleven,
zodat de dag weer wat belooft,

Daarom zou ik in je dromen,
willen zijn, maar voor één nacht,
zodat ik even kan kijken,
of die hond toevallig bij jou wacht..

Astrologie en Astronomie

Lang geleden studeerde ik psychologie. Ik kan me er lang niet alles van herinneren maar leuke onderzoeken zijn wel blijven hangen. Zoals dat onderzoek waarbij 100 psychologiestudenten allemaal dezelfde astrologische beschrijving van hun persoonlijkheid kregen. Een groot percentage van de studenten vond dat het profiel op hen van toepassing was. Volgens de wetenschap het bewijs dat astrologie geen echte wetenschap is. Volgens de astrologen was het profiel te algemeen en was het geen echte astrologie. Wie heeft er gelijk?

Astrologie heb ik jarenlang interessant gevonden. Ik ben een Waterman en zeg mij wanneer je jarig bent en ik weet wat je sterrenbeeld is. Ik vond astrologie zo leuk omdat ik me herkende in het profiel van de Waterman; vrij, ruimdenkend, creatief, vooruitstrevend, etc.. Of ik me echt herkende, betwijfel ik nu, ik wilde vooral zo zijn. Ik vond ook dat horoscopen me een gevoel van veiligheid gaven. En een bewustwording van je positieve en negatieve kanten. Ik las vooral de beschrijvingen over de Waterman. Met gewone dagelijkse horoscopen had ik niet zoveel. Ik heb zelfs eens een horoscoop laten maken. In bepaalde zaken herkende ik me heel erg. En in andere zaken weer niet. Ik vond het wel erg leuk.


De laatste paar jaar merk ik dat astrologie me niet meer zoveel boeit. Of wat in de sterren geschreven staat wel of niet waar is, het zal wel. Elk mens heeft zijn eigen unieke eigenschappen en die veranderen ook nog eens als je ouder wordt. Ik merk dat ik minder op zoek ben naar wie ik ben. Ik accepteer mijn goede en slechte kanten meer en ik ben niet meer op zoek naar een verklaring.

Astronomie daarentegen vind ik juist steeds interessanter worden. Ik vind het heerlijk om op een heldere avond naar buiten te gaan en sterrenbeelden, maar dan echte, te zoeken. Mijn vader heeft me geleerd waar Jupiter staat en de kleine en de grote beer en natuurlijk Orion. En hij leert het mijn dochters ook. En zijn andere kleinkinderen.

De mooiste sterrenhemel heb ik gezien aan de andere kant van de wereld. Ik was in Bolivia op de zoutvlakte samen met mijn lief. Overdag was het bloedheet en maakten we grappige foto's van elkaar omdat je in die lege vlakte zo leuk kon "spelen" met de horizon. 's Nachts was het daar ijskoud, zelfs met handschoenen, sjaals en thermisch ondergoed. Maar de sterrenhemel was fantastisch. Er was geen licht in de nabije omgeving en we konden nu goed zien hoeveel sterren er eigenlijk aan de hemel staan. Ontelbaar. Allemaal kleine, felle, witte en indrukwekkende puntjes. Zo mooi, dat we begrepen dat mensen lang geleden bedacht hebben dat die sterren wel iets moesten zeggen.

zondag 11 maart 2012

Mijn stem

Tien jaar oud was ik toen ik mijn eerste radiootje kreeg. Met opnamefunctie. Een mooi zwart apparaatje. Mijn broertje en ik speelden regelmatig radiootje met elkaar. En met deze radio kon het voor het "echie". We maakten samen een tekst. Oefenden het even. En vervolgens gingen we "on air". Ik drukte het knopje "rec" in en we deden ons stukje. Toen we klaar waren, spoelde ik het bandje snel terug en verwachtingsvol drukte ik op "play". Verbijsterd luisterde ik naar die vreemde krakerige stem die toch echt van mij moest zijn. Hoe kon dat? Mijn broertje klonk normaal. Maar mijn stem leek op die van een oververmoeide heks uit het sprookjesbos.

Totaal teleurgesteld in mijn eigen stem, ging ik op zoek naar mijn vader. Hij stelde me gerust en legde me uit dat je eigen stem altijd anders klinkt als die opgenomen is. Ik geloofde hem een beetje. Maar de lol van het opnemen van radiogesprekjes was er wel een beetje af. Ik kon moeilijk aan mijn eigen vreemde stem wennen. En toen ik ruim 9 jaar later het voice-mailapparaat van mijn ouders insprak en weer die rare stem hoorde, vroeg ik me af of mijn vader wel gelijk had gehad.

Reacties van andere mensen maken me ook niet echt zeker over mijn stem. "Ben je moe", vragen mensen me vaak als ik de telefoon opneem. En sinds ik een opnamefunctie op mijn telefoon heb en heel makkelijk mijn stem kan opnemen weet ik dat mijn stem van nature niet opgewekt klinkt. Ik neig al snel naar wat zeurderig en mijn stem kan vrij monotoon klinken. Live compenseer ik dat altijd met mijn lach. Die wel fantastisch is ;-)

Toch zijn er ook momenten dat ik zeker ben over mijn stem. Ik weet dat ik in de klas op mijn best ben als ik iets moet voorlezen of uitleggen. Dat kan ik goed. En ik heb er een prima stem voor. Mijn monotome stem is dan een voordeel. Hard schreeuwen gaat me minder goed af. Daar is mijn stem niet krachtig genoeg voor. Dat is niet erg. Leerlingen houden niet van geschreeuw en met zwijgen krijg je vaak meer voor elkaar dan met schreeuwen.

Zelf vind ik dat mijn stem uitermate geschikt is voor zingen. En onder douche ben ik er altijd van overtuigd dat ik best aan the Voice mee kan doen. Mijn jongste dochter vindt dat ook. Zij wordt altijd heel vrolijk als ik ga zingen. Mijn lief vindt dat ik een bijzondere zangstem heb. Hij noemt mijn zangstem altijd driestemmig: hard, vals en lelijk.



donderdag 8 maart 2012

1000 schoenen...

Als ik rijk was, kocht ik 1000 schoenen,
1000 schoenen voor elke dag,
ik zou drie jaar zorgeloos schrijden,
zoals op nieuwe schoenen mag...

Ik kocht laarsjes, halflaag en hoog,
ballerina's, pumps, sandalen,
met sleehakken, stiletto, peeptoe,
en merken die ik nu niet kan betalen.

Ik kocht grijze, rode, blauwe,
ook roze, groene, gele en taupe,
natuurlijk bruine, zwarte, witte,
paarse, oranje en bordeaux.

Ik kocht ze van leer, van stof,
van plastic, van hout, van was,
van kurk, van rubber, van lak
en ook twee muiltjes van glas.

Ik kocht ze met sterretjes, met strepen,
met ruitjes, met blokjes, met strikjes,
met hartjes, met cirkels, met franjes,
met kantjes, met lusjes en met stipjes

Oh, als ik rijk was, kocht ik 1000 schoenen,
1000 schoenen voor elke dag,
ik zou drie jaar zorgeloos schrijden,
zoals op nieuwe schoenen mag..

dinsdag 6 maart 2012

Lelijk woord


Elk jaar worden er verkiezingen georganiseerd rondom het mooiste woord. Of het meest gebruikte woord. Het meest spraakmakende woord van het jaar. Of het meest foute woord. Maar van een verkiezing van het meest lelijke woord heb ik nog nooit gehoord.

Wat is een lelijk woord? Dat is natuurlijk iets heel persoonlijks. Ik vind heel weinig woorden lelijk. Sommige woorden kan ik niet meer horen omdat ze te vaak gebruikt worden. Vaak zijn dat dezelfde woorden achter elkaar. Weet je wel, weet je niet. Zoiets van. Dus. Eigenlijk. Maar lelijk vind ik die woorden niet. Sommige woorden vind ik heel erg mooi zoals latente en lacune. Maar dat heeft meer met de betekenis te maken dan met de vorm. Ik houd me niet vaak bezig met de vorm van woorden.

Soms gebeurt het dat als ik voor de klas sta en ik een woord op het bord schrijf, ik denk: "Wat wordt dat woord eigenlijk vreemd geschreven. Wat staan die letters vreemd achter elkaar." Zoals bij fiets, appel, boek of eigenlijk elk woord wat je opschrijft en nauwkeurig bestudeert. Maar lelijk vind ik die woorden niet.


Sommige woorden hebben een lelijke betekenis. Ik denk dan aan broekrok, te strakke legging, poepbruin of vleeskleurig. Of een combinatie van die woorden. Maar lelijk vind ik die woorden niet.

Wat ik dan wel lelijke woorden vind? Ik zou het niet weten. De enige lelijke woorden zijn sommige namen. En die vind ik dan lelijk omdat ze zo bijzonder lelijk geschreven zijn.
Zoals Reemont, Meikel, Breijen of  Nens.

zondag 4 maart 2012

Mijn oervoedsel

Een paar jaar geleden had je de serie Expeditie Robinson. Een aantal mensen moest een aantal weken met elkaar op een onbewoond eiland doorbrengen. Iedereen mocht maar een paar dingen meenemen. Natuurlijk waren de "bewoners" goed gecast en namen ze vaak onzinnige dingen mee zoals een mooi zittende bikini of een flessenopener. Maar ik kan me herinneren dat één jongen bouillonblokjes mee had genomen. Hij had direct veel vrienden.

Wat zou je allemaal meenemen naar een onbewoond eiland? Ik zou het zo één, twee, drie niet weten. Ik zou niet precies weten welke boeken ik mee zou nemen of welke muziek. Mijn voorkeur voor boeken en muziek hangt ook van mijn stemming af. Het zou lastig zijn om maar één boek mee te mogen nemen wat me vervolgens nooit meer zou vervelen. Of één cd. Ik zou echt niet weten welke.

Maar eten is een ander verhaal. Ik heb er al vaker over nagedacht. Als ik maar één soort eten mee zou kunnen nemen naar een onbewoond eiland zou dat een bruin broodje met kaas zijn. Vers. Zo´n heerlijk versgebakken bruin broodje. En dan zo´n overheerlijke versgeschaafde plak kaas erop. Jong, jong-belegen, belegen het maakt me niet zo veel uit. Maar voor een verse bruine boterham met verse kaas kun je me midden in de nacht wakker maken. Het is het eerste wat ik zou willen eten als ik heel lang niks gegeten had.

Ruim 6 jaar geleden beviel ik van mijn eerste dochter. In het ziekenhuis had ik niet veel gegeten. Ik zat nog te vol van de adrenaline. Maar toen ik eenmaal weer thuis was en in mijn bed lag, kreeg ik trek. Mijn moeder keek me aan en kwam terug. Met twee bruine boterhammen, met kaas en plakjes tomaat. Het is mijn herinnering mijn heerlijkste maaltijd.

Als ik verder terug ga in de tijd, kom ik bij de periode dat ik nog aan de VU studeerde. Ik zie de mensa voor me. Een ontzettend grote, vrij treurige eetzaal. Het kwaliteit van het eten was gemiddeld. Toch at ik daar regelmatig. De driehoekige bruine broodjes waren namelijk ontzettend lekker. De kaas ook. En ik at er vaak een mandarijn bij.

Mmm ik krijg nu ik aan het schrijven ben weer trek. In een bruine boterham met kaas.
Mijn oervoedsel.

zaterdag 3 maart 2012

De beste koop

Gevoelig voor Tell Sell ben ik nooit geweest. Waarschijnlijk komt het door het soort producten dat er verkocht wordt: bakjes die niet om kunnen vallen, elektrische messen, friteuses die niet stinken, sportapparatuur waar je binnen twee weken een geweldig gestroomlijnd lijf van krijgt. Het interesseert me niet. Hoewel dat is niet helemaal waar. Bakjes die niet om kunnen vallen, lijken me reuze handig. Zeker met 3 kleine kinderen. En een gestroomlijnd lijf zou ik best willen, zeker na drie kleine kinderen. Maar ik heb geen zin om zoiets te kopen. En dat is met al die Tell Sellproducten het geval. Ik heb geen zin om het te kopen. Ik word er niet blij van, niet vrolijk. Ze zijn alleen maar handig.

Hoewel ik moet bekennen dat ik wel gefantaseerd heb over de föhn van Tell Sell. Ze verkochten namelijk op een gegeven moment zo'n hele grote en hele handig föhn. Een föhn waarmee je van elk soort haar een weelderige haardos kon maken. En dat leek mij wel wat. Ik heb namelijk absoluut geen weelderige haardos. Ik heb eerder een treurige bos stro. En ik zou heel graag een weelderige haardos willen. De enige reden waarom ik die föhn niet heb gekocht was omdat het mij iets te ingewikkeld leek. Kopen via de televisie.

Ik wil namelijk voelen, aanraken, ruiken en laten bewegen wat ik koop. Daarom ben ik zo dol op de supermarkt. Daar kun je alles schaamteloos voelen, aanraken, ruiken en het laten bewegen. Dan pak ik bijvoorbeeld een doosje thee met een nieuwe smaak, chocolade en munt, en dan voel ik hoe het doosje aanvoelt, ik probeer de geur van de thee door het plastic heen te ruiken en ik beweeg het doosje een beetje door de lucht. Een onnodige maar oh zo fijne beweging. En dan leg ik het in mijn mandje.

In de supermarkt ben ik heel gevoelig voor nieuw. Alles waar nieuw op staat, trekt onmiddellijk mijn aandacht. En ik neem het mee. Om het te proberen. En dan valt het eigenlijk altijd tegen. Hoeveel spullen ik vervolgens niet heb weggegooid: roze-witte pasta, oranje vla met oranje tompoucesmaak, gifgroene hagelslag met appeltjes smaak, ananasjam, marshmallowthee, bier met bosvruchtensmaak enz.. Nieuwe producten in de supermarkt zijn eigenlijk nooit mijn beste koop.

Toch is er een overeenkomst met mijn beste koop en de spullen die ik lukraak in de supermarkt aanschaf. Ik denk er niet over na. De spontane koop is, buiten de supermarkt, vaak mijn beste koop. Zo was ik vorige week in de Ikea. Ik had alleen een fotolijstje nodig. Meer niet. Natuurlijk kwam ik bijna 100 euro lichter de Ikea uitgestapt. En een heleboel spulletjes rijker. Allemaal spontaan aangeschaft. Allemaal een beste koop. Zoals het extra stoeltje waar dochter twee nu zo fijn mee voor de voor haar te hoge spiegel kan gaan staan. Of het lieve tafeltje voor naast het bed van mijn lief. En als klap op de vuurpijl, nieuwe slaapkamerlampjes. Ik snap niet dat we het zo lang zonder die lampjes hebben gered. Mooie lampjes met een handig maar niet overdreven licht. En wat geven ze de kamer een fijne uitstraling.

Eigenlijk zijn het allemaal heel handige hulpmiddelen die ik heb aangeschaft in de Ikea. Grappig.

Werken

Werken. Ik houd ervan.
En ik haat het. Af en toe

Ik hou van werken omdat het me energie geeft. Als ik wat uitleg aan mijn leerlingen en ik zie dat ze er wat van opsteken, voel ik me een echte juf. Of als ze na de les bij me komen en ze me een grap vertellen of iets persoonlijks. Als ze zien dat ik mijn haar geknipt heb of een nieuw truitje aan. Als de dag heel anders verloopt, omdat het heel mooi schaatsweer is en we spontaan besluiten te gaan schaatsen. Op zulke momenten vind ik mijn werk erg leuk.

Ik krijg ook veel energie van mijn collega's. Als we met elkaar vergaderen en ons zorgen maken om een bepaalde leerling. Of als we een nieuw onderwerp verzinnen voor de themaweek. Als ik samen met een collega een groepje leerlingen begeleid in het opdoen van sociale vaardigheden. En als ik samen met weer een andere collega plannen maak voor een nieuw project op school.

Ook vind het het heerlijk om met bepaalde collega's te klagen over wat er niet goed loopt op school. Of om gewoon gekke gesprekken te voeren.

Ik heb fijne klassen, fijne collega's en een fijne teamleider. Op maandag geef ik 8 lesuren maar regelmatig ga ik fluitend naar huis na die dag. Ik houd van mijn werk.

En ik haat het. Af en toe.
Ik haat het als ik weer een lokaal binnenkom waar ik moet zoeken naar mijn eigen bureau. Er staat namelijk een gigantische boekenberg. En het blijkt dat mijn bureau onder die boekenberg staat.
Of ik kan de les niet beginnen omdat 4 leerlingen nog geen stoel hebben, dus moet ik ze laten zoeken naar een stoel. Meestal kunnen ze dan een stoel van de gang plukken. Maar soms moeten ze verder zoeken. In een ander lokaal. In een ander gebouw.
Of het digibord doet het niet. Terwijl ik net een kijk- en luisteroefening wilde doen. En het digibord deed het het 2e uur toen ik diezelfde klas maar in een ander lokaal had, ook al niet.

Haten is wat te zwaar. Maar ik baal er wel behoorlijk van. Ik vind het meer dan vervelend. Af en toe haat ik het echt.

Maar gelukkig is het maar af en toe. Meestal houd ik van mijn werk. En ben ik erg blij dat ik nu bijna 10 jaar geleden de beslissing heb genomen om een lerarenopleiding te doen. En leraar te worden. Want leraar is voor mij het fijnste beroep wat er is. Dank zij alle clichés. Geen dag is hetzelfde. Leerlingen kosten energie maar je krijgt er heel veel voor terug. En natuurlijk dankzij de vakanties.

Want werken is fijn. Vakantie ook.


vrijdag 24 februari 2012

Kritiek geven en ontvangen

Gisteren keek ik naar de Wereld Draait Door. En daar zag ik Rutger Castricum van Pownews. Hij is dat vervelende mannetje dat politici op een vreemde manier interviewt. Hij stelt afzeikvragen en hij vindt dat fractieleiders, ministers, Kamerleden en andere politieke mensen daar maar mee om moeten kunnen gaan. Het hoort bij hun functie is zijn mening.
 
 
Toen hij bij DWDD zat, werd hij door Felix Rottenberg op zijn rol als interviewer stevig aangepakt. Rottenberg stelde een vraag, Rutger ging daar op in maar kreeg vervolgens geen voet aan de grond omdat Rottenberg hem beet had en beet hield. Vervolgens zei Rutger dat Rottenberg hem uit moest laten praten. Dat was een pijnlijk moment. De gevierde interviewer van de afzeiktelevisie die nooit iemand laat uitpraten, moest kunnen uitpraten.
 
 
Ik kon er niet naar kijken. De dialoog tussen Rutger en Rottenberg en later tussen Rutger en van Nieuwkerk en Mulder gaf mij zoveel plaatsvervangende schaamte dat ik met een kussen voor mijn hoofd voor de televisie zat. Rutger werd gefileerd, er was kritiek op zijn functioneren als interviewer en hij wist zich niet voldoende te wapenen. En ik voelde zijn pijn, Rutger leed daar aan de tafel bij DWDD. En hoewel het terecht was dat juist hij eens werd aangepakt deed zijn pijn mij pijn.

Ik kan niet tegen kritiek. Ik kan niet tegen kritiek op mijn functioneren en ik kan er ook niet tegen als iemand anders kritiek krijgt. Dan voel ik de pijn. Het niet tegen kritiek kunnen zit heel diep. Als ik kritiek krijg, wil ik het liefst huilen. Ik weet dat dat geen professionele reactie is. Dus ik zal dat niet snel doen maar mijn reactie zit er wel dicht tegenaan. Als ik kritiek krijg, gaat mijn keel dicht en krijg ik vaak geen woord meer uit mijn strot. Of de kritiek nu terecht of onterecht is, ik klap dicht. Als een oester. Mijn emoties overrompelen mij en ik kan ze met niemand delen op dat moment. Want ik zit op slot.

Na een tijdje vouw ik langzaam weer open. Mijn keel slinkt en ik kan weer reageren. En dan heb ik er vaak al zo lang over nagedacht dat ik een heel overwogen antwoord geef. Het lijkt alsof ik de kritiek heb geïncasseerd. Maar dat heb ik niet. Als een olifant sla ik elk kritiekpuntje op in mijn brein en komt het te pas en te onpas weer naar boven. Als ik mijn dochters haren kam, als ik met mijn auto achter uit de brug afrijd of als ik de overhemden van mijn lief strijk.

Waarschijnlijk heb ik daarom ook zo veel moeite met het uiten van kritiek. Want kritiek op anderen dat heb ik. Natuurlijk. Ik ben er kritisch genoeg voor. Maar alleen tegen mensen van wie ik heel veel houd, durf ik wat van mijn kritiek te laten zien. Aan anderen niet.

Sportief

Sportief? Ik? Nou nee..
Ik kom niet graag in beweging. En als ik een spelletje spel en op het punt sta te verliezen, kan ik op drie manieren reageren. De meest positieve reactie is dat ik mokkend wegloop. Meestal loop ik huilend weg en blijf ik de hele middag chagrijnig. In het ergste geval smijt ik alle kaarten op de grond of werp het bord omver. Dus sportief. Nou nee...


Mijn allereerste sport die ik beoefende was ballet. Al noemen sommigen dat geen sport maar een kunstvorm. Ik kan me nog herinneren dat ik daar in mijn balletpakje voor de spiegel stond en danste op de live pianobegeleiding. Ik heb twee jaar gedanst. En toen wilde ik op gym. Waarom ik op gym wilde, weet ik niet meer. Waarschijnlijk omdat vriendinnetjes dat ook wilden. Als kind viel ik liever niet uit de boot.


Ik vond gym leuk om te doen. Een handstand leren en oefenen op de perfecte radslag waren aan mij wel besteed. Ook de brug met ongelijke leggers vond ik geweldig. Daar wilde ik het hele uur wel mee oefenen. De ringen vond ik ook fijn. Maar de balk vond ik afschuwelijk. Proberen je evenwicht te bewaren op een balk die maar 20 centimeter breed was, was niks voor mij. Ik viel er regelmatig af. En wedstrijden daar deed ik liever niet aan mee. Ik kan me herinneren dat ik mee moest doen aan een wedstrijd maar dat gewoon verzwegen heb voor mijn ouders. Ik kwam dus ook niet opdagen. De les na de wedstrijd deed ik net alsof ik het niet meer wist. Al had ik een enorme hekel aan liegen dat deed ik honderd keer liever dan mee aan een wedstrijd. Ik wist niet hoe ik om moest gaan met de spanning. En ik was bang om te falen op de balk. En ik was gewoon niet zo fanatiek met gym.


Toch kon ik wel fanatiek zijn maar dat was met name tijdens de gymlessen op school. Dan wilde ik wel graag winnen. Slagbal op het grasveldje naast de school als het warm weer was. Dan probeerde ik de bal zo ver mogelijk weg te slaan. En met de sportdag op de basisschool kon je een soort sportdiploma halen. Je moest dan vijf verschillende activiteiten doen en je werd op elke activiteit beoordeeld. Een A was de laagste score een E de hoogste. En dan had je ook nog een verschil in jongens E en meisjes E. Jongens E was verder of hoger of sneller. Je diploma was gebaseerd op een gemiddelde van de 5 activiteiten. Je kon een A,B,C,D of E-diploma hebben. Ik heb regelmatig een D-diploma gehaald met een jongens E voor hardlopen, verspringen en hoogspringen. De D kwam door het bal werpen. Daar was ik slecht in. Vaak scoorde ik maar een B en soms een C. En dat haalde het gemiddelde natuurlijk omlaag. Maar ik was wel fanatiek in die sportdiploma´s. En kon ook oprecht balen van mijn slechte worp. Ik herinner me dat ik zelfs wel eens geoefend heb met het werpen van ballen. Helaas had het geen effect.


Van de gymlessen van mijn middelbare school herinner ik me voornamelijk dat ze gescheiden waren. De meisjes hadden apart les van de jongens. En dan heb ik het over 1990! Ik vind dat altijd leuk om te vertellen. Alsof ik stam uit een heel ander tijdperk. Maar met sport heeft het weinig te maken.


Dankzij de gymlessen op de middelbare school kan ik trouwens wel redelijk volleyballen. Ik heb een aantal jaar een gymleraar gehad die dat een geweldige sport vond en regelmatig volleybaltoernooien organiseerde. Mijn beste vriendin kon supergoed volleyballen en spoorde mij en nog twee vriendinnen aan om mee te doen aan die toernooien. We hebben regelmatig gewonnen. Ik heb toen ontdekt dat een teamsport leuk kan zijn. En dat verliezen niet erg is.


En nu ben ik na al die jaren weer terug waar ik begonnen ben bij ballet. Ik sta weer in een pakje voor de spiegel. Zonder live pianobegeleiding. Ik vind het heerlijk om op klassieke muziek met lichaamsoefeningen bezig te zijn. Ik weet dat ik er nooit in zal excelleren maar dat vind ik niet erg. Ik vind het gewoon erg fijn om te dansen.