zaterdag 28 april 2012

Niet zo attent..

Pas las ik in de Margriet een interview met een actrice die zichzelf niet zo attent vindt. Ze zei dat ze elk jaar een lange brief kreeg van haar vroegere oppas maar dat ze nooit op die brieven reageerde. Ze dacht wel heel veel aan haar tante. Ik maakte uit die woorden op dat ze wel wilde schrijven maar er niet aan toe kwam. En dat herken ik.

In mijn gedachten ben ik heel attent. Ik hoor dat iemand ziek is. "Oh, die ga ik even een kaartje sturen", denk ik dan. Maar daar blijft het bij. Soms ga ik iets verder dan koop ik zelfs het kaartje om iemand te feliciteren met geboorte kind, diploma, verjaardag, rijbewijs of iets anders. En dan blijft het daar bij weer bij. Af en toe schrijf ik het kaartje zelfs om iemand geluk te wensen met de nieuwe baan, trouwdag, eigen bedrijfje of verre reis. En daar blijft het dus weer bij. En soms, heel soms, verstuur ik het kaartje ook echt.

Excuses zijn er legio. De tekst moet goed zijn. Eigenlijk perfect. Dus dat is de eerste drempel. En dan heb ik geen tijd of ik maak geen tijd. En als ik tijd heb, ben ik te moe. Of ik kan me niet concentreren omdat er een meisje van 20 maanden naast me staat springen. Tijd is de tweede drempel. Daarna komt geen zin. Ik ben moe en ik heb geen zin. Of ik heb geen puf. Een slechte drempel die derde drempel. De vierde drempel is chaos. Het is vaak een zooitje bij mij. Zowel in mijn huis als in mijn hoofd. Dus als ik dat kaartje eindelijk geschreven heb, raak ik het weer kwijt. Het verdwijnt in een zee van andere 'belangrijke' papieren of in de donkere krochten van mijn onrustige geest.

Maar echt vergeten doe ik het nooit. Zodra ik de persoon weer tegenkom die ik eigenlijk een kaartje had willen sturen, denk ik er weer aan. "Jij bent die vrouw die ik een geboortekaartje had moeten sturen..", popt er in mij op als ik de moeder zie van een klasgenootje van mijn oudste dochter die wel zo attent was om mij een kaartje te sturen toen ik mijn tweede dochter kreeg. Ja, lees die zin nog maar eens. En dat denk ik dus elke keer als ik die vrouw zie. En dat is nog maar één voorbeeld.

En dan ben ik toch heel blij als ik lees dat ik niet de enige ben. In mijn gedachten ben ik heel attent.
En daar blijft het bij.

vrijdag 27 april 2012

Beter een goede vriend dan een verzuurde buur..

Afgelopen dinsdag kwam ik thuis van balletles.
"Je hebt wat gemist..", zei mijn lief.
"Wat dan?", vroeg ik.
"De politie is hier de hele avond geweest!"
"Huh?", reageerde ik.

Het bleek dat de politie niet in ons huis was geweest maar in de buurt. Een buurman van een paar huizen verderop had rond 20:00 uur 's avonds bij mijn lief aangebeld en gevraagd of hij het gehoord had. "Huh?", had mijn lief gereageerd. De buurman beweerde dat hij door een andere buurman met de dood was bedreigd. Mijn lief die net de meiden naar bed had gebracht, had niks gehoord. De buurman begon vervolgens een heel verhaal. Hij werd niet geaccepteerd in de buurt. Zijn vrouw was overspannen geworden door alle negatieve verhalen van de andere buren. En nu was hij ook nog met de dood bedreigd. Hij had de politie gebeld. Die moest het komen oplossen. Mijn lief hoorde het allemaal gelaten aan.

Burenruzies zijn moeilijk te bevatten. Een paar jaar geleden zaten wij er middenin. Onze buren, waar wij 's morgens nog bij op de koffie waren geweest, keerden zich 's middags tegen ons. Het werd een lange ruzie van een paar jaar en die ruzie werd pas in de rechtbank min of meer opgelost. Tot groeten is het nooit meer gekomen. Andere buren hoorden ons verhaal aan. Knikten met ons mee. Maar niemand koos partij.

En nu kwam deze buurman zijn verhaal doen bij mijn lief. Over deze buurman gaan inderdaad negatieve verhalen. Hij en zijn vrouw schijnen hun directe buren zo te treiteren en te vernederen dat die buren bijna overwogen hebben om te verhuizen. En nu is hij dus met de dood bedreigd. Door weer een andere buurman. Wat een zooitje. De politie is die avond bij heel veel buren op bezoek geweest. Bij de treiterbuurman, de met-dood-dreigbuurman en de getreiterde buurman.

Bij de buurvrouw die getreiterd werd, was ik een tijdje terug op de koffie. Ik hoorde haar verhalen aan. En ik knikte met haar mee. Maar ik koos geen partij. Kon het niet. Want toen ik een tijdje geleden mezelf buiten gesloten had, was er niemand in de buurt thuis behalve de treiterbuurman. Tegen mij was hij heel vriendelijk. En hij heeft me geholpen.

Tjsa. Buren. Ik vind het vaak maar lastig.

donderdag 26 april 2012

Wrom

Pas las ik op Facebook de volgende reactie: "Wrom". Geen waarom, why of ?, nee gewoon wrom. Ik vond het geniaal bedacht. Wrom. Klinkt zo lekker kort. Wrom. Het is direct. Wrom. Een beetje plat. Wrom.

Wrom is ook een woord dat je maar op één manier kunt uitspreken. Wrom. Geen nuances. Geen verschillende intonaties. Gewoon kort en krachtig. Wrom. Je nieuwsgierigheid moet meteen gestild worden dus vraag je: "Wrom". Vraagteken overbodig.

Dus hulde aan wrom. En vraag je je nu toch nog af waarom ik wrom zo'n geweldig woord vind.
Dan zeg ik: "Drom".

woensdag 25 april 2012

Kon ik maar schrijven zoals Haruki Murakami


Mijn schrijfstijl is, hoe zal ik het zeggen,
gewoontjes en niet zo verheven,
het lijkt alsof ik mijn woorden
zonder nadenken, heb opgeschreven..

Beeldspraak gebruik ik soms,
barbarismen en metaforen,
hyperbolen, alliteratie,
pars pro toto of paraforen.


Soms let ik niet zo op,
en maak ik een spelfoutje of twee,
en al ben ik docent Nederlands,
daar zit ik niet zo mee..

Wat ik wel jammer vind,
is dat ik niet schrijven kan,
zoals Haruki Murakami,
mijn God wat bewonder ik die man..

Zijn verhalen zijn verslavend,
metafysisich en epiek,
geheimzinnig en doordacht,
vol met beeldspraak en mystiek.

Dus mijn wens zou zijn,
één dag schrijven zoals hij,
dan heb ik er in één dag,
heel veel extra volgers bij... ;-)

Mijn studies


Al heb ik altijd wel goed kunnen leren, een echte studiebol ben ik nooit geweest. Ik was niet het type dat al dagen van tevoren van alles aan het leren was. Maar doordat ik een goed geheugen heb en redelijk gevoel voor wat belangrijk is, haalde ik altijd wel redelijke tot hoge cijfers. Volgens mijn leraren op de basisschool kon ik wel naar het VWO. En dat wilde ik ook. Maar na een jaartje brugklas waarin ik met alles bezig was, behalve school, belandde ik op de Havo. Het werden vier makkelijke jaren. En toen? Ik wist zeker dat ik naar het VWO wilde. Mijn natuurkunde docent twijfelde nog, kon ik dat echt wel aan? Maar twee jaar later had ik mijn VWO-diploma op zak met natuurkunde en wiskunde-B.

Vervolgens wilde ik studeren aan de universiteit. Dat ik eerder een kamer had dan een studie gaf al aan waar mijn prioriteit lag. Ik zei dat ik Medicijnen wilde studeren. Maar vond het eigenlijk niet eens een ramp toen ik werd uitgeloot. Wat ik wel wilde studeren wist ik niet zo goed. Het werd Psychologie. Een studie die ik leuk vond om te doen en niet moeilijk. Ik had een fijne studententijd, ontmoette er twee van mijn beste vriendinnen en studeerde vijfenhalfjaar later netjes af.

Maar wat ik vervolgens moest gaan doen, wist ik niet. Ik had me gespecialiseerd als neuropsycholoog. Een interessante studie dat zeker. Maar al tijdens mijn afstudeerproject realiseerde ik me dat ik niet geschapen was als wetenschapper. Volgens mijn stagebegeleider lag dat aan mijn onzekerheid. Ik zou het best kunnen. Zou best kunnen maar ik wilde het niet. Wat ik wel wilde wist ik ook niet. Ja, ontwikkelingswerk, dat wilde ik.

Dus vertrok ik na mijn studie voor 6 weken naar Spanje om Spaans te leren. En daarna ging ik aan de slag bij multinational IBM om geld te verdienen. Ik vond het leuk om in het zakenleven te bivakkeren leerde er heel veel nieuwe dingen maar deed niks met mijn studie. Een jaar later vertrok ik naar Guatemala. Voor mijn ontwikkelingswerk. Ik heb twee maanden op kinderdagverblijf gewerkt en daar een fijne tijd gehad.

En daarna wist ik nog steeds niet wat ik wilde. En ik ging weer bij IBM werken. In een iets andere functie dat wel. Ik ontdekte al snel dat ik hier niet de rest van mijn leven wilde werken. Toch duurde het nog twee jaar voor ik aan de studie durfde te beginnen die ik eigenlijk al heel lang wilde doen: lerarenopleiding Nederlands.

Ik deed de studie in deeltijd. Elke donderdag ging ik naar Amsterdam en werd daar 3 jaar lang ondergedompeld in alle kneepjes van het leraarsvak. Ik genoot van die donderdagen. Eindelijk werd mijn honger naar kennis van de literatuurgeschiedenis gestild. Ik vond het heerlijk om de meest ingewikkelde zinnen te ontleden. Ik leerde wat schrijftechnieken. En ik heb heel veel interessante boeken gelezen en besproken met mijn medeleerlingen. Van alle zelfevaluatieopdrachten baalde ik. Meestal gebruikte ik mijn rechterduim en was iedereen tevreden. Alle vakken heb ik in een keer gehaald. En met ruime voldoendes.



En nu? Het is al weer tien jaar geleden dat ik aan de studie begon. Al weer 7 jaar geleden dat ik ben afgestudeerd. En ondertussen is mijn leven enorm veranderd. Ik sta al weer 8 jaar voor de klas en ben pas door de lessen in de praktijk echt docent geworden. Ik ben moeder van drie geweldige grietjes en probeer als werkende moeder alle ballen in de lucht te houden. En toch zou ik heel graag weer willen studeren. Mijn honger is nog niet helemaal gestild.

Alleen weet ik nog niet waar ik nu echt trek in heb. Ik heb een studie als Remedial Teacher overwogen. Zo kon ik mijn studie psychologie kunnen combineren met mijn docentenopleiding. Maar toen ik me voor de opleiding wilde inschrijven en ik de vakken nog eens goed bestudeerde werd ik er niet warm of koud van. Dat werd het dus niet. Ik heb Dyslexiespecialist overwogen. Of docent Spaans. Het lijkt me namelijk geweldig een andere taal heel goed te beheersen. Maar nu de kosten voor een tweede opleiding zo gigantisch zijn gestegen is het eigenlijk niet meer haalbaar. Op mijn school hebben ze gevraagd of ik de opleiding Engels wil doen. Ze vinden me een goede docent en willen graag dat ik bevoegd ben. En het vleit me wel. Maar of dat is wat ik wil....

Natuurlijk weet ik het wel. Eerstegraads docent Nederlands. Dat is wat ik wil. Maar nu nog niet. Het is te druk in mijn leven. En als ik mijn honger wil stillen, wil ik niet schrokken maar rustig kunnen eten.

dinsdag 24 april 2012

Geen zin in...

Geen zin in.
Of ik dat wel eens zeg?
Ik moet graven....
Tegen mijn kinderen zeg ik het wel eerlijk.
"Mama, wil je een spelletje met me doen?"
"Sorry, lieverd, nee, daar heb ik geen zin in.."
Ik vind dat ze moeten leren dat je ook eerlijk kunt zeggen dat je geen zin hebt.
Al is het natuurlijk wachten op de dag tot ik het terug krijg.
"Wil je even de tafel dekken?"
"Sorry, mama, geen zin in.."

Tegen mijn lief zeg ik ook wel eens dat ik geen zin heb.
"Wil je m'n brood smeren?"
"Nee, sorry, lief, geen zin in.."
Of het gaat om iets anders.....

Met vriendinnen vind ik het lastiger.
Soms heb je met elkaar afgesproken maar heb ik op de bewuste avond helemaal geen zin.
Ik ben moe.
Vaak ga ik dan toch.
Het is lastig om af te zeggen.
Je ziet elkaar toch al niet zo veel.
Soms moet je maar gewoon zin maken.
Vind mijn lief trouwens ook.
En vaak is het dan toch wel gezellig.

Op mijn werk zal ik niet snel zeggen dat ik ergens geen zin in heb.
Of ik doe het gewoon.
Of ik verzin een goed argument waarmee ik haarfijn uit kan leggen dat wat me gevraagd, zinloos is.

In deze opdracht had ik ook niet zo'n zin.

zondag 22 april 2012

Geloof ik in God?

Dit wordt een lastige opdracht. Het voelt als een gewetensvraag. Geloof ik in God? Ik weet het niet.

Laat ik bij het begin beginnen. Ik ben vlak na mijn geboorte gedoopt in de Nederlands Hervormde Kerk. En ik ben dus officieel een kind van God. Ik ben met het geloof opgegroeid maar niet op een traditionele manier. Mijn moeder was en is nog steeds actief in de kerk. Mijn vader niet. Hij is geen atheïst maar eerder een spiritueel denker. En dat is mijn moeder eigenlijk ook. Maar wacht, ik dwaal af...

Als jong kind geloofde ik hevig in Jezus. Op school werden mooie verhalen over hem verteld. Ook baden we iedere dag. En zongen we elke week een gezang of een psalm. En dit lied schreven we eerst op in een schrift. Ik kan me nog goed herinneren dat ik het zo heerlijk vond om het woord gezang op te schrijven met een prachtige zwierige hoofdletter G. We mochten ook tekeningen maken aan de hand van Bijbelverhalen. Dat we thuis op een andere manier met het geloof bezig waren en dat ik twee broers had werd wel duidelijk in een tekening van mij. De juf had ons gevraagd om iets met vrede te tekenen. En waar elk kind een duif met een olijventak had getekend, had ik een muur getekend. Voor die muur stonden mensen die gefusilleerd werden. De soldaat die het werk uitvoerde had ik getekend met rokend machinegeweer. Daaronder had ik  in duidelijke letters geschreven: Dit is geen vrede!

Toch wist ik wel hoe het moest. Ik ging ook elke week naar de Zondagsschool. Mijn broers niet. Ik vond het daar heerlijk. We kregen mooie verhalen te horen over Jezus. We knutselden en kleurden wat af. En we zongen liedjes. Dat vond ik zo fijn. Ik mocht vaak de kleine blauwe boekjes pakken waar de liedjes in stonden. En dan hoopte ik altijd dat we het liedje over 'dropplen' zouden zingen. Want dat deed me zo aan drop denken. Het leukste moment van de Zondagsschool vond ik als we mochten vertellen welk verhaal we net gehoord hadden. Ik kon dat goed en heb regelmatig een boek mee naar huis gekregen omdat ik de verhalen van God zo goed kon na vertellen.

En het allerfijnste van het geloof vond ik wel de Bijbelvakantieweek van de Evangelische gemeente. Tot en met mijn twaalfde ging ik daar elke keer naar toe. De liedjes die we daar leerden waren veel vrolijker en veel vrijer dan wat ik op de Zondagsschool hoorde. Ik ken ze nog steeds. De hele week was je bezig met het geloof door middel van knutselen, van zingen, van verhalen horen over Jezus. Maar je leerde ook Bijbelteksten onthouden. Ik genoot van de sfeer en van de enthousiaste mensen. Daar was ik als kind erg gevoelig voor.

Natuurlijk twijfelde ik niet aan God. Ik bad elke avond tot Jezus en ik vroeg hem regelmatig mijn zonden te vergeven. En dat vond ik soms wel moeilijk van God. Dat hij misschien boos op je zou zijn als je iets verkeerd had gedaan. Al hadden mijn ouders me dat nooit verteld. Dat hoorde ik van andere mensen; van kinderen op school, tijdens de Zondagsschool en van mensen uit de Evangelische Gemeente.

Pas op mijn twaalfde begon ik een beetje te twijfelen aan God. Ik twijfelde niet of hij bestond maar wel of al die verhalen in de bijbel nu echt waar waren. Dat leek me zo sterk. Dat kon gewoon niet. Op mijn Christelijke middelbare school hadden we daar af en toe wel interessante discussies over tijdens de Godsdienstlessen. En ik ging er met mijn ouders over praten. Volgens mijn moeder moest ik de bijbel niet als waarheid zien. Hij was immers door mensen geschreven en veel ervan was beeldspraak. Dat vond ik wel een rustgevende gedachte. Mijn vader vertelde me dat christenen lang geleden in reïncarnatie geloofden maar dat tijdens een of ander concilie een paus beslist had dat dat niet meer kon. Ik vond dat een wonderlijk verhaal en wist niet zo goed waar ik daar mee moest.

Mijn twijfel groeide toen ik op de middelbare school zat. Ik ging niet naar catechese want dat leek me helemaal niks. Ik kon zelf wel over God nadenken was mijn gedachte. Mijn beste vriendin geloofde niet in God, zij mocht niet eens met mij mee naar het clubje van kerk waar ik lid van was. Toch respecteerde ze wel dat ik geloofde. En af en toe hadden we een discussie over het geloof.

Toen ik ging studeren wist ik het allemaal niet meer. Ik voelde wel een kracht als ik aan het bidden was. En ik vond het ook een fijne bezigheid om mijn dag af te sluiten. Maar of ik echt in God geloofde? De bijbel vond ik een interessant boek maar meer ook niet. Over Jezus had ik helemaal mijn twijfels. Had hij echt zo bestaan zo als het in de bijbel stond. Ik wist het niet. Maar ik wilde het ook niet echt uitzoeken. Ik merkte dat ik niet zo heel veel met echte christenen had. Ik had het gevoel dat zij een bepaalde zekerheid bezatten die ik niet had. Ze leken me altijd zo blij, zo onecht. En ik wilde liever niet toegeven dat ik christen zou kunnen zijn. Het leek me makkelijker om gewoon een beetje te geloven. Half. Een beetje wanneer het je uitkomt.

En dat heb ik heel lang vol gehouden. Het geloof kwam steeds verder op de achtergrond te staan. Ik kwam sporadisch in de kerk. En ik bad allang niet meer elke dag. Het gaf me ook niet meer zo'n krachtig, fijn en vertrouwd gevoel als ik als kind had gehad. Het was leeg. Ik voelde me nog wel schuldig naar God toe. Dat ik zo weinig met hem bezig was. Terwijl ik het idee had dat hij wel voor mij klaar stond. Maar ik kon het niet opbrengen. Mijn geloof kwam helemaal op een dieptepunt toen ik tijdens een college Literatuurgeschiedenis hoorde dat de bijbel een gekozen verzameling verhalen is. Gekozen verzameling. Ik begreep opeens dat er mensen waren geweest die hadden vergaderd welke verhalen in de bijbel mochten komen en welke niet. De woorden van mijn vader kwamen weer bij me naar boven. En ik snapte ze nu wel. En ik herinner me nog goed de verwondering die ik voelde dat ik nooit eerder had nagedacht over het bestaan van de bijbel, dat ik altijd maar had aangenomen dat het boek altijd zo in elkaar had gezeten.

Ik raakte in verwachting van mijn eerste kind. Mijn lichaam veranderde en mijn gedachten ook. Opeens wist ik zeker dat er een God bestond. Dat wat in mijn lichaam gebeurde was zo bijzonder, zo wonderlijk dat kon niet met een "simpele" evolutietheorie verklaard worden. En op het moment dat mijn dochter in mijn armen lag, wist ik, er is een God. En ik dankte die God voor mijn gezonde dochter. Ze moest gedoopt worden. Dat was een sterke innerlijke drang. Ik wilde dat mijn kind ook een kind van God zou worden. Vol overtuiging stond ik met haar in mijn armen in de kerk. En ik was geroerd toen het water over haar hoofdje werd gegoten.

Mijn dochter was gedoopt en dat betekende dat ik ook weer vaker naar de kerk zou moeten gaan. Dat ben je als doopouder verplicht, je kind opvoeden in de wetenschap van God. De eerste paar kerkbezoeken was ik laaiend enthousiast. En ik vond het fijn dat ik nu ook zo in God kon geloven. Maar al gauw kwam de twijfel weer terug. Vooral om Jezus. Ik vond het erg moeilijk om echt in Jezus te geloven. Vooral omdat ik zo twijfelde aan de geschiedenis rondom hem. Met mijn moeder had ik het daar ook veel over. Zij vertelde me dat ik meer moest kijken naar de boodschap die Jezus vertelde, heb een ander net zo lief als jezelf. Ik vind het nog steeds een mooie boodschap. En lastig uitvoerbaar.

Toen mijn tweede dochter werd gedoopt, twijfelde ik enorm. Ik had moeite met de doopbeloften omdat je daarin ook zegt dat je gelooft in Jezus en dat wist ik dus niet. Maar het voelde ook niet goed om mijn tweede dochter niet te laten dopen. Dus heb ik de beloften toch uitgesproken. En 's avonds met God gesproken. Want het zat me toch wel dwars. De twijfel werd nog heftiger. En ik begon ook minder te bidden. En toen besloot ik een boek van Karen Armstrong te lezen over de geschiedenis van God. Het is een ingewikkeld en interessant boek over de geschiedenis van de drie wereldgodsdiensten; het Jodendom, het Christendom en de Islam. Ik leerde veel. Ik hoopte ook achter de waarheid te komen. Bestaat God nu wel of niet? Maar de waarheid stond natuurlijk niet in dat boek.

En na die laatste eruptie van hoop God nu echt te kunnen vinden en te voelen, ben ik verder weg dan ooit. Ik heb mijn derde dochter wel laten dopen. Het was een prachtige dienst op een prachtige dag. Om de kerk lag meters sneeuw. En het gezang klonk daardoor gedempt en vol tegelijk. Het was een doopdienst die iedereen zich zal herinneren vanwege het bijzondere weer. Maar mijn plicht als doopouder verzaak ik behoorlijk. Ik ga af en toe nog naar de kerk. Maar het gevoel is weg. Mijn dochters hebben het soms over Jezus. Met Pasen heb ik ze verteld dat hij is gestorven en weer is opgestaan. Dat vonden ze een wonderlijk verhaal. Mijn oudste dochter vroeg vervolgens of God bestaat. Ik heb eerlijk geantwoord: dat weet ik niet.

vrijdag 20 april 2012

Dansen

Een tijdje terug las ik in de Trouw een interview met een jonge danser die een prijs ontvangen had voor zijn danskunsten. Zijn naam ben ik helaas vergeten. Hij zei in dat interview dat hij met zijn dans een verhaal wilde vertellen. Het leek of er een lichtje in mijn hoofd aanging. Met dansen kun je een verhaal vertellen. Natuurlijk. Ik wist dat wel. Ik ga ook regelmatig naar een balletvoorstelling. Maar opeens kwam het binnen. Ik kan met dansen een verhaal vertellen.

's Avonds bij mijn eigen balletles probeerde ik zijn woorden toe te passen. Toevallig gingen we een nieuwe dans oefenen. En voor het eerst luisterde ik naar wat ik dacht dat de muziek vertelde in plaats van dat ik meteen de danspassen probeerde na te doen. Het was een droevige muziek. Dus ik probeerde mijn bewegingen ingetogen te doen. Dat viel nog niet mee. Eigenlijk leek het nergens op. Maar ik vond het wel een wonderlijke ervaring. Als ik heel goed zou kunnen dansen, zou ik een verhaal kunnen vertellen. En die gedachte was nog niet eerder in mij op gekomen.

Dansen. Ik zou het heel graag goed willen kunnen. Als je goed kunt dansen, heb je de juiste balans gevonden tussen totale controle over je lichaam en je volledig kunnen laten gaan. En beide kanten zou ik graag willen beheersen. Het lijkt me heerlijk om op een dansvloer volledig los te gaan zonder je bewust te zijn van je omgeving. Niet geboeid zijn door wat anderen van je dans vinden. Maar gewoon dansen zoals het in je opkomt. Zo als een kind eigenlijk. Wanneer doe ik dat nog? En tegelijkertijd lijkt het me super gaaf als ik mijn lichaam zo zou beheersen dat ik elke beweging zou kunnen maken die ik wil. Dat ik geen moeite heb met een sissonne, een balletbeweging die eenvoudig lijkt maar lastig is. (http://www.videojug.com/film/how-to-do-a-sissonne)

Voor mij geldt dat ook voor schrijven. Ik zou zo graag helemaal los willen gaan in mijn teksten. En tegelijkertijd verschillende stijlen perfect willen beheersen. En dat doe ik nu niet. Ik zet me vast. Letterlijk. Bij mijn balletles wijst de balletjuf altijd op mijn handen. "Maak je handen eens los", zegt ze dan. Tijdens het schrijven, voel ik mijn handen vaak al verkrampen.

Los. Los! Los? Hoe doe ik dat? Laat ik maar naar Ingmar luisteren...

Los

Dans en weet je dat je bestaat
dans een dans op hete kolen
dans de gaten in je zolen
dans tot de planeet vergaat

dans als alles is gezegd
dans tot je de tijd vergeet
dans zoals je ademhaalt
dans tot je de weg weer weet

dans om nooit meer stil te staan
dans de sterren en de maan
dans de bomen en het bos
niet meer vast en alles los.

Van Ingmar Heytze uit: 'Alle goeds'

woensdag 18 april 2012

Honger

Natuurlijk ken ik geen echte honger. Gelukkig niet. Maar ik ben wel snel geïrriteerd als ik te lange tijd niks eet. Dan blaf ik alles en iedereen af, inclusief mijn lief en dochters en ben ik geen leuk persoon. Totdat ik me realiseer, ohja, ik moet gewoon eten. En dat doe ik dan ook. Het liefst een bruine boterham met kaas. Daar knapt mijn humeur ook het snelst van op.

Honger heb ik dus gelukkig nooit gekend. Al zijn er wel een paar momenten in mijn leven geweest waarin eten een belangrijke rol speelde. Die momenten duurden nooit heel lang, hooguit een week, maar wel lang genoeg om te beseffen hoe belangrijk eten voor mij is.

Toen ik net studeerde ging ik een lang weekend weg met de studentenvereniging. We zaten op een leuke plek vlakbij het bos. Het eten was echter slecht. Ik vond het smerig. Wellicht kwam het ook doordat ik verwend was door mijn moeders uitstekende kookkunsten. Ik weigerde het eten te eten. Drie dagen lang leefde ik enkel op een paar snickers per dag en wat brood. Ik voelde me afschuwelijk want naast een voortdurend knagend gevoel van trek, was ook mijn hele darmhuishouding van slag. Het gevolg laat zich raden.

Ruim zeven jaar later werkte ik bij IBM en had ik leuke collega's. Op een dag besloten we een sapkuur te doen met z'n drieën. Zo reinigden we onze darmen en vielen we ook wat kilootjes af. Om het laatste was het vooral te doen. De eerste twee dagen moest ik een zuurkoolsap drinken. Een witte drabbige vloeistof die afschuwelijk rook. Ik snap niet dat ik het naar binnen heb gekregen. De vijf dagen erna mocht ik enkel tomatensap drinken en dat ook maar een aantal keer per dag. De eerste twee dagen ging het nog wel maar daarna kon ik alleen maar aan eten denken. Ik heb het volgehouden. De dag na de sapkuur heb ik echter zoveel chocola naar binnen gewerkt dat mijn darmen weer vies waren en mijn verloren kilo's weer terug.

Maar mijn meest bijzondere ervaring met eten was in Thailand samen met één van mijn liefste vriendinnen. We wilden  rust en diepgang dus hadden we besloten een week te mediteren in een Wat vlakbij Bangkok. In die Thaise tempel kregen we één keer per dag te eten en één keer per dag een pompoendrankje en dat was het. 's Morgens vroeg gingen de monniken op pad om eten te verzamelen. Dat eten werd rond een uur of tien uitgestald op lange tafels. Wij moesten in de rij aansluiten en konden nadat we ons bord hadden opgeschept en hadden gebeden, gaan eten. De eerste paar dagen vonden mijn vriendin en ik het wel leuk en het eten ook best lekker. Maar na een paar dagen veranderde dat. We verlangden naar Hollands eten, een gewone bruine boterham. Vooral de zoete en weeïge Thaise kokostoetjes begonnen ons tegen te staan. Mijn vriendin kon de laatste dagen bijna niets meer naar binnen krijgen. Ik herinner me nog goed dat we op een avond (we sliepen trouwens ook niet in een gewoon bed maar op flinterdunne matjes op de grond) een paar uur lang gefantaseerd hebben over wat we allemaal zouden gaan eten als we weer gewoon konden eten. Het was een geweldige ervaring om zo samen over eten te kunnen praten. Hoe het smaakte en rook, hoe het eruit zag, wat er allemaal was en hoe je het zo lekker mogelijk kon bereiden. Na die week gingen we weer op pad en de eerste indrukken buiten deden heel veel met ons. Halve onthouding van eten had onze zintuigen heel erg scherp gemaakt.

dinsdag 17 april 2012

Wat? Een gedicht! Ik? - deel 2

Toen ik deze opdracht plaatste, had ik het gevoel, klopt dit wel?
Vervolgens las ik de opdracht nog eens en zag dat een distichon een tweeregelig gedicht is. Heel toevallig had mijn nicht precies hetzelfde gedaan.

Het "gedicht" wat ik had geplaatst was dus geen distichon maar bestond uit meerdere distichons.

De bedoeling was om drie verschillende distichons te schrijven.

Distichon 1
Volgens mij ben ik minder een schrijver dan een dichter,
want na het schrijven van rijmelarij voel ik me altijd lichter.

Distichon 2 - gejat
Ik kan rijmen en dichten
zonder mijn pet op te lichten

Distichon 3
Als bloemen verwelken in een vaas,
ben ik mijn tranen nooit te baas..

Een kwatrijn over bloemen is fijn

Bloemen heb ik nooit gekregen
van de man die ik begeer,
waarschijnlijk is hij te verlegen,
en doet plukken zijn hartje zeer.

Hij zegt, ik kan er niet tegen,
zo'n bloempje van wortel ontdaan,
het is zo onnatuurlijk en zo kwetsbaar,
en het is ook niet humaan.

Liever neem ik je mee naar een weide
vol met bloemen in allerlei kleuren
en terwijl wij ons daar vleien,
raken we overmand door alle geuren,

Daar kan ik je schoonheid tonen,
van een bloempje in de knop,
en hoe prachtig een bloem kan tonen,
voor een vlinder die er stopt.

Dus voor mijn geen vaas met bloemen,
geen roos, geen tulp of lelie in mijn huis,
ik zie enkel buiten bloemen bloeien
en daartussen voel ik me thuis..

Terzine - drieregelig rijm

Lang geleden leerde ik al eens het mooie woord terzine,
ik heb er nooit meer aan gedacht,
tot ik transformeerde tot een soort schrijfmachine.

Dagelijks schrijven voelt soms als een zware plicht,
soms ook wel als een bevrijding,
vooral als het me van vervelende gevoelens verlicht.

Verder merk ik, terwijl ik me door dit gedicht heen ploeg,
dat een terzine als dichtvorm,
voor mij niet iets is waar ik graag op zwoeg

Het metrum, de jambe en natuurlijk ook de trachee,
ze vallen steeds verkeerd, ze willen niet,
het zijn net lastige pubers, ze werken niet mee.

Anderen mogen zich wijden aan zo'n drieregelig gedicht,
bijvoorbeeld Dante, hij is hierin een meester,
las ik een paar minuten geleden op de blog van mijn nicht.

zondag 15 april 2012

Wat? Een gedicht! Ik?


Volgens mij ben ik minder een schrijver dan een dichter,
want na het schrijven van rijmelarij voel ik me altijd lichter,
dan na het schrijven van een stuk vol zinnen,
"Had je niet wat beters kunnen verzinnen?",
is wat ik dan heel vaak denk,
terwijl ik mijn zelfbeeld nog eens krenk,
door teksten van anderen te bekijken,
en wil dat mijn teksten daar op lijken.
Ik ben dus geen schrijver maar een dichter,
want rijmpjes maken mij vele malen lichter...

Dit was dus een distichon,
voor als je dat begrip nog niet kon ;-)

De belangrijkste gebeurtenis

Als kind was ik bij tijd en wijle een angstig kind. Dan gingen mijn ouders samen een avondje weg en was ik ervan overtuigd dat er iets "ergs" zou gebeuren. Iets zo vreselijks dat het mijn leven zou veranderen. In gedachten stelde ik me dan al voor hoe mijn leven zou zijn zo zonder ouders. Waar zouden mijn broers en zusje en ik dan terechtkomen? Ik haalde altijd opgelucht adem als ik  de overbekende klik van de voordeur hoorde. Mijn ouders waren weer veilig thuis.

Tot nu toe is er nooit zo'n gebeurtenis geweest in mijn leven. En ik hoop ook dat mij en eigenlijk iedereen dat bespaard blijft. En dat we alleen nog maar positieve belangrijke gebeurtenissen meemaken. Al weet ik natuurlijk dat dat helaas niet realistisch is. En soms ontstaat er uit een nare gebeurtenis alsnog iets moois. En is die vervelende gebeurtenis toch belangrijk geweest.

Toen ik bij IBM werkte en te horen kreeg dat mijn contract niet verlengd zou worden terwijl ik net een huis had gekocht, stond mijn leven even op zijn kop. Tot ik me realiseerde dat ik nu echt de beslissing moest nemen die al jaren uitstelde. Docent worden. Ik schreef me in bij Hogeschool van Amsterdam  en studeerde binnen drie jaar af. Ik ben nog steeds blij dat ik toen die keuze heb gemaakt. Al weet ik niet zeker of ik nu  die keuze weer zo zou maken. Maar voor toen was het goed.

Een jaar na die beslissing werd mijn moeder ernstig ziek. Het eerste bericht, kanker, was heel heftig. Gelukkig bleek het behandelbaar en sloeg de behandeling ook aan. Het bericht veranderde dingen. Mijn lief en ik hadden het al vaker over kinderen gehad. We realiseerden ons nu dat als we wilden dat onze ouders ze nog konden meemaken we niet te lang moesten wachten. En we wilden ook nog samen op reis. We hadden genoeg gefantaseerd, we moesten het nu gaan doen. Dat maakte mijn moeders ziekte ons wel duidelijk. Dus vertrokken we. En kwamen we twee maanden later met een souvenir terug.

Dit zijn mijn belangrijkste nare gebeurtenissen waaruit iets moois is ontstaan. Gelukkig heb ik meer blije belangrijke gebeurtenissen waaruit iets moois is ontstaan. Waarvan vier er natuurlijk het belangrijkst zijn. De ontmoeting met mijn lief. En de geboorte van mijn drie dochters.

zaterdag 14 april 2012

Het Kinderboekenmuseum

Mijn lievelingsmuseum staat in Den Haag. Het Letterkundig Museum ook wel het Kinderboekenmuseum genoemd. Ik ben er alleen geweest en met mensen die mij lief zijn. Ik vind het een fijn museum omdat er zo veel boeken staan. Omdat er zoveel curiosa van schrijvers staat tentoongesteld. Omdat je er zo heerlijk in kinderboeken kunt bladeren.

Vroeger was het letterkundige gedeelte onderin en het kinderboekengedeelte boven. Nu (en volgens mij is dat alweer 2 jaar zo) is dat omgedraaid. Beneden is er een geweldig vernieuwd kinderboekengedeelte. Waar ik heel veel over kan schrijven maar wat je gewoon moet beleven. (En excuses voor mijn enthousiaste PR-praatje, ik word echt niet stiekem ingehuurd) En boven kun je heel veel geschilderde portretten van schrijvers zien en nog veel meer.

Vorig jaar ben ik er met mijn dochters geweest. Ze vonden het geweldig. Sindsdien wil ik er vaker met ze naar toe. Maar het komt er niet van. Te druk, geen energie, te ver weg en geen tijd. Maar ´s avonds, als ik niet kan slapen, ga ik er altijd even langs.

Stel dat ik een man was...

Stel je eens voor dat ik een man was. Hoe zou mijn leven dan zijn? Ik zou in elk geval elke 7 seconden aan seks denken. Dat las ik pas in één of ander wetenschappelijk onderzoek. Mannen denken elke 7 seconden aan seks. Ik vraag me dan altijd af hoe ze dat gemeten hebben. Kreeg een groep mannen een neutrale film voorgeschoteld en werd ondertussen hun hersenactiviteit gemeten? En konden de wetenschappers zo zien dat het gebied waar seksuele gedachten plaats vindt elke 7 seconden oplichtte? Of hebben ze een groep mannen gevraagd een vragenlijst in te vullen? In dat geval kan ik wel begrijpen hoe ze aan die 7 seconden komen. Geen man die die vragenlijst eerlijk invult natuurlijk.

Maar goed, stel dat het echt waar is. Het lijkt mij dan wel makkelijk om man te zijn. Je hebt heel regelmatige gedachten. Elke 7 seconden denk je aan seks. Hoe lang stond er niet bij maar ik vermoed maar 1 seconde. Dat betekent dat je 6 seconden over hebt om aan iets anders te denken. Zes hele seconden die niet zoals bij vrouwen besteed worden aan piekeren, boodschappen lijstjes maken, zorgen maken en nog meer piekeren. Gewoon 6 seconden aan iets denken.

Bijvoorbeeld zo. Ik ben een man en ik sta op. Ik loop naar de keuken, ik denk 1 seconde ontbijt. Dan denk ik 5 seconden niets. En dan denk ik seks! Vervolgens smeer ik mijn brood denk ik 1 seconde na over mijn beleg, weer 5 seconden niets en dan seks. Wat heerlijk rustgevend zal dat zijn. Geen, had ik mijn haar gisteren wel moeten wassen want het zit nu zo raar, zal ik kaas op mijn brood nemen of toch maar niet want ik wil eigenlijk toch wel wat kilootjes kwijt, wat moet dochter twee nu ook al weer mee naar school nemen, oh ja dat vriendenboekje moet nog ingevuld worden, had ik dat gisteren nu wel tegen haar moeten zeggen, waarom keek hij gisteren zo vreemd naar me. En dat in 6 seconden.

Als ik een man was geweest, zou ik succesvoller zijn. Het is niet feministisch, het is de droeve waarheid. En ik snap ook wel waarom. Als ik elke 7 seconden aan seks zou denken en vervolgens 6 hele seconden had om aan iets anders te denken, zou ik alles wat ik deed met veel meer aandacht kunnen doen. Mannen kunnen niet multitasken en dat komt volgens mij door de 7 seconden regel. En dat is maar goed ook voor ze. Die 7 seconden regel belemmert ze dat ze gaan piekeren over allerlei zaken. Ze leren zich focussen. En zo worden ze succesvoller.

Als ik een man was, zou ik elke 7 seconden aan seks denken.

vrijdag 13 april 2012

Zijn lievelingspen

Hij werd 40. Een bijzondere leeftijd. En hij wilde een bijzonder cadeau. Een pen. Een bijzondere pen. Niet zomaar een simpele pen. Een eenvoudige pen. Of een fijnschrijvende pen. Nee, het moest een echte stoerenmannenpen worden. Zo'n pen van een paar honderd euro. Het liefst met een stoere huls en dop.

Ik snapte het niet. Wat moet je met zo'n dure pen? Dat is toch nergens voor nodig. Elke pen schrijft prima. Ja, de ene pen wat lekkerder dan de andere maar om daar nu een paar honderd euro voor uit te geven? Ik begreep het niet. Al vond ik het wel een cadeau voor hem. Hij kon daar wel mee omgaan. Hij zou zuinig zijn op zijn pen en er elke dag mee schrijven. Ik niet. Geef mij een dure pen en ik raak 'em kwijt. Ik laat 'em ergens liggen, ik geef 'em aan een leerling of ik ga er op kauwen. Voor mij alleen maar een simpele BIC ajb. Al vind ik een fijne vulpen stiekem wel heerlijk schrijven. En krijg ik er ook zo'n mooi handschrift van maar dat terzijde.

Een pen moest er komen. En die kwam. Gekocht in een dure pennenwinkel in Den Haag. Waar De Pen eigenlijk heel goedkoop bleek. Maar wel heel bijzonder. En stoer. En een paar honderd euro. En hij schreef ook best fijn.

Mijn jas

Ik heb een jas, een zwarte jas,
met groen en rode knopen.
Het is een jas waarmee ik vliegen kan
en ook zo heerlijk lopen.

Ik trek hem aan en ik ben weg,
naar Rome of Berlijn.
Ik vlieg ook graag naar Zweden toe,
de Noordzee of de woestijn.


Mijn dochters gaan ook mee op reis,
zitten zoetjes in mijn zak,
lief zoekt een plekje in mijn mouw
zo zit elk op zijn gemak.


Zo gaan we met zijn vijven
regelmatig op wereldreis,
zo komen we nog ergens,
en worden we wereldwijs.


Maar als er oostenwind komt,
dan moet ik snel gaan landen.
Hij hangt dan slapjes in de gang,
mijn jas met zwarte panden.

Pas als de westenwind gaat blazen,
kunnen wij weer fijn op pad.
Londen, Parijs of Moskou
we worden het nooit zat.

donderdag 12 april 2012

Complimenten

Sommige mensen noemen complimenten cadeautjes. Ik krijg altijd een beetje jeuk als ik dat hoor. Waar dat nu precies aan ligt, weet ik niet. Waarschijnlijk omdat het verkleinwoord cadeautje wordt gebruikt. Alsof de spreker wil benadrukken hoe vrolijk, vrij en schattig zij (want het is eigenlijk altijd een zij die zoiets zegt) in het leven staat. Brrr.

Bij mijn dochter op school noemen ze complimenten zonnestraaltjes. En als één of andere trainer dat tijdens één of andere cursus zou zeggen zou ik hard gillend wegrennen. Maar van mijn dochter vind ik het natuurlijk schattig. En voor kinderen mag je sommige woorden best concreet uitleggen. "Complimenten zijn zonnestralen omdat je er warm van wordt", heeft ze me uitgelegd op een ochtend terwijl ik haar broodtrommel klaarmaakte.

Diezelfde ochtend rijd ik met een nieuw kapsel naar school. Ik voel me een beetje onzeker. Staat die pony echt wel leuk? Ik loop naar mijn lokaal en word meteen enthousiast begroet door een puistige puber die me vraagt of ik mijn haar geknipt heb. "Staat leuk juf", zegt hij. En hij is niet de enige. De hele dag door regent het complimenten. Ik word er warm van. Inderdaad. Zonnestraaltjes.






dinsdag 10 april 2012

Dit wordt niet mijn honderdste bericht


Pfff.. ben ik net terug van een avondje Leefstijl op school. Ik had me voorbereid op een ontspannen avondje. Begint de spreker over 'Zelfbeeld' en dat alles wat je tot nu toe bereikt hebt overeenkomt met je eigen zelfbeeld. Kortom als je vindt dat je een te laag salaris hebt, heeft dat te maken met je zelfbeeld op dat punt. Als je huwelijk niet goed is, ligt dat aan je zelfbeeld.

Ik vind het allemaal erg kort door de bocht. En dat meldde ik de spreker ook. Lachend zei ik erbij dat dat vast aan mijn eigen zelfbeeld zou liggen. Vraagt hij me te midden van al dat publiek of ik tevreden ben over mijn eigen zelfbeeld. Ik was letterlijk met stomheid geslagen. Er kwam geen woord uit mijn mond. Omdat ik niet wist wat ik moest zeggen. Er kwam zeker geen luid en duidelijk "Ja hoor" uit. Ik voelde alleen maar het bloed naar mijn hoofd stijgen. De spreker maakte er een grapje van. Maar bij mij deed het alleen maar AUW!! Ik heb de rest van de avond niet meer naar die man geluisterd.

Ik wilde het hebben over de honderdste schrijfopdracht van het Citatenmuseum. En dat ik die niet gehaald heb. Nog niet. En dat ik het superstoer vind dat mijn nicht het wel gehaald heeft. Maar ergens is een oude wond opengereten. En kan ik alleen maar denken aan mijn zelfbeeld. En of ik er wel tevreden over ben.

maandag 9 april 2012

Count your blessings

In mijn jeugd heb ik de uitdrukking "Count your blessings" wel eens gehoord. Waarschijnlijk van mijn vader, hij is nog steeds dol op Engelstalige en Amerikaanse uitdrukkingen. Ik heb het altijd een mooie uitdrukking gevonden. Wees dankbaar voor wat je hebt. Dankbaarheid. Een mooi woord.

Maar toen ik ging studeren verdween de uitdrukking naar de achtergrond. Als twintigjarig ben je toch vooral bezig met jezelf en met wat je kunt bereiken. Stil staan bij je zegeningen doe je dan niet. Die neem je voor lief. Je wilt eigenlijk alleen maar meer. Een interessantere baan. Een mooier huis. Een goed salaris. Leuke vakanties. Nog meer geld.

En als dertigjarige is dat nog steeds lastig. Ook al krijg je kinderen en ben je dankbaar dat ze gezond zijn. Je neemt het toch nog vaak voor lief. En vaak ben je druk met allerlei andere zaken, partijtjes die georganiseerd moeten worden, of ze wel genoeg vriendjes en vriendinnetjes hebben, of ze wel gezond genoeg eten. En dan ben je als moderne dertiger ook nog met jezelf bezig. Leef je wel genoeg in het nu? Doe je genoeg leuke dingen met vriendinnen? Is je baan nog steeds uitdagend? Ziet je lijf er wel goed genoeg uit? Besteed je genoeg aandacht aan je ouders? Heb je nog wel echt contact met je lief? Spreek je je beste vriendinnen wel vaak genoeg?

 En zo sneeuwen je zegeningen langzaam onder de dagelijkse beslommeringen en zorgen. Tot dat je opeens hoort dat een goede kennis van je ernstig ziek is. Je broer vertelt dat hij gaat scheiden. Een goede vriendin wordt ontslagen.

Vreemd dat er vaak tegenslag van een ander nodig is om je te realiseren dat je zoveel zegeningen hebt. Daarom vind ik danken ook zo'n mooi begrip. Na het eten danken. Niet omdat je gelovig bent maar om stil te staan dat je eten op je bord hebt. Elke dag weer. Want als je stil staat bij je dagelijkse zegening van eten op tafel lukt het misschien ook om je meer bewust te worden van je andere zegeningen.

Humor

"Mevrouw, dat was maar een grapje!", zucht Jimmy.
"Oh, nou ik kan er niet om lachen..", zeg ik streng.
"U heeft echt geen humor", probeert Jimmy nog.
"Klopt!", zeg ik, "daar klaagt mijn man ook altijd over."

Dit bovenstaande gesprekje voer ik elk jaar wel met een willekeurige leerling op een willekeurig moment in een willekeurig lokaal. En elk jaar weer moet ik heel hard lachen, om mezelf. Soms lachen andere leerlingen mee. De leerling in kwestie niet altijd, afhankelijk van of hij of zij het doorheeft.

Humor. Het is smeerolie. Zeker in het onderwijs. Lach met en af en toe om een leerling en het doet wonderen. De lessen zijn leuker en gezelliger. De leerlingen vinden je aardiger. En dat heb je allemaal nodig willen ze een beetje hun best voor je doen.

En wat is dat lastig voor zo´n humorloos geval als ik ben. Humorloos ben ik niet. Maar ik ben wel serieus en ik kan snel erg serieus worden. En erg saai. Gelukkig sta ik op zijn tijd nog over voor een beetje zelfspot. Valt het toch mee...

zondag 8 april 2012

Een nieuwe lente?

De afgelopen weken heb ik heel weinig geschreven. In januari deed ik vrolijk mee met de opdrachten van het citatenmuseum, in februari kostte het me veel moeite en in maart haakte ik een beetje af..
Een beetje af want ik heb nog wel wat stukjes geplaatst.

Natuurlijk had ik allemaal excuses voor mijzelf. Ik had er geen tijd voor. Of ik had er geen zin in want ik vond de opdrachten niet leuk genoeg. En ik vond de stukjes die ik schreef niet goed genoeg. Of ik moest eerst uitvinden wat ik nu echt wilde. Mijn gezin had er last van. Of ik wist niet wat ik moest schrijven. Grappig dat je zoveel excuses kunt verzinnen. En er in kunt geloven.

Het lijkt of de mist rond mijn hoofd nu weer verdwenen is. (Dat is trouwens ook de titel van een prachtig lied van Boudewijn de Groot, waarvan ik nooit zo goed begreep waar het over ging, tot nu..) Ik zie nu weer dat ik zelf bepaal of ik elke dag wat schrijf ja of nee. Maar soms ben je zo druk met het najagen van wind dat je tollend op je benen neervalt en je dan niet goed weet wat je aan het doen was.

En terwijl je op de grond zit en aan het bijkomen bent, kom je langzaam tot het besef dat je als een dolle kat je eigen staart nazat. Je haalt diep adem, staat voorzichtig weer op en je gaat verder. En dan zie je een film over iemand die besluit een jaar lang een blog bij te houden over de 524 gerechten die ze in een jaar gaat maken. (Het is de film Julie & Julia, ik vond het een heerlijke film) En je raakt weer geïnspireerd. Een buurvrouw vraagt of haar zoon een gedicht van je mag gebruiken voor een schoolverslag. Je raakt weer enthousiast. Je krijgt lieve berichten van naasten en je beseft het mag er zijn.

En vandaar dat ik nu weer voorzichtig de draad probeer op te pakken. Het voelt alsof de lente nu pas echt voor mij begonnen is. Als een ontluikende bloem hoop ik zachtjes aan weer tevoorschijn te komen.
Met elke dag een stukje. Met mijn eigen geluid.

maandag 2 april 2012

De oude man en zijn winkel - deel 3

Het was een mooie dag in de stad waar de oude man met zijn winkel woonde. Het was een dag waarop de zon extra glans gaf aan de gebouwen in de stad. Ze lichtten een beetje op. De bomen leken groener. Het water wat blauwer en keitjes van de straten leken wat zachter.
Een vader en een dochter liepen door de stad. Ze waren op zoek naar de winkel van de oude man. Ze hadden hem nodig.

"Die winkel moet hier vlak in de buurt zijn", zei de vader.
"Tuurlijk....", zuchtte zijn dochter "dat zei je net ook al."
Ze trok haar gezicht even op, sloeg haar ogen neer en liet haar hoofd weer zachtjes hangen.
Al ruim twintig minuten liepen ze door de stad. Op zoek naar de schoenwinkel. Waarom haar vader nou speciaal naar die winkel moest, wist de dochter ook niet. Ze wist alleen dat ze het vervelend begon te vinden. Waarom had ze haar vader eigenlijk beloofd dat ze mee zou gaan? Ze wilde gewoon de stad in, lekker een beetje shoppen.

Vader keek om zich heen. Hij begon zich een beetje radeloos te voelen. Hij wist zeker dat die winkel hier vlak in de buurt moest zijn. Hij was hier als kind zo vaak geweest. Waarom kon hij het nu niet vinden? Hij zag wel aan zijn dochter dat ze geïrriteerd was. Hij begreep het ook wel. Maar hij kon er nu niet zo veel aan veranderen. Hij moest eerst maar eens die winkel zien te vinden. Opeens viel zijn oog op een klein zijstraatje.

"Lieverd, daar gaan we in!`, zei de vader beslist.
"Dat kleine steegje? Dacht het niet!" zei de dochter luid. "We zijn net al vier kleine steegjes ingelopen en ik kan geen muf steegje meer zien!"
"Maar ik weet zeker dat het daar zit, ik herken het nu echt van vroeger.."
"Ja, dat zei je net ook al! Ik blijf hier wel wachten tot je terug bent", mokte het meisje.
"Ok, ik kijk eerst wel even alleen.." antwoordde de vader vermoeid.
En hij liep richting het kleine straatje.


Het was ook een dag waarop de oude man tot een belangrijke ontdekking zou komen. Alleen wist hij daar nu nog niets van af. Hij stond  rustig de schoenen in zijn etalage te poetsen. Tot de deur openging. Een man van middelbare leeftijd kwam binnen.

Wordt t.z.t vervolgd..