vrijdag 6 januari 2012

De straat waar ik als kind woonde..

Ik ben geboren in een hoekhuis in een straat die eigenlijk een laan was. De straat waar ik woonde lag aan een doorgaande weg. Toen ik net geboren was, was de overkant nog leeg. Dat kan ik me niet meer herinneren, dat weet ik alleen van foto’s. Ik kan me wel herinneren dat ik de gebouwen aan de overkant gebouwd heb zien worden; de supermarkt, de bank en later de snackbar.

De straat waar ik als kind woonde was een fijne straat. De huizen stonden als een carré en in het midden was een grasveldje. Op dat grasveldje heb ik zoveel gespeeld samen met mijn broers, de buurtkinderen en later met mijn kleine zusje. Ik heb er tenten gebouwd, leren voetballen, leren fietsen, ik heb er gerend, eindeloos de handstand geoefend en natuurlijk de ratslag. Ik heb er gedanst en op mijn lolobal rondgesprongen. Het leukste was om met een heleboel buurtkinderen naast elkaar te liggen en dan gingen mijn broers stunten met hun crossfiets. Als volleerde circusartiesten sprongen ze met fiets en al over ons heen, het ging altijd goed.

In de straat waar ik als kind woonde heb ik, ik weet niet hoeveel, balspelletjes gedaan; 7 keer de bal tegen de muur gooien, 6 keer gooien maar dan met een klap in je handen, vijf keer gooien maar dan eerst stuiteren tegen de grond, enz. En als je dan bij 1 was, ging je weer terug naar 7. Daarna deed je het met je linkerhand en dan op één been en vervolgens op je andere been.

In de straat waar ik als kind woonde waren ook heerlijke paaltjes waar je kon elastieken. Uren heb ik dat gedaan, wat is het jammer dat ik de namen van al die elastieksprongen niet meer weet. En er waren bosjes waar je je in kon verstoppen. En tegels waar je op kon stoepkrijten, hinkelen, knikkeren en nog veel meer.

In de straat waar ik als kind woonde waren ook kinderen, heel veel kinderen. We speelden met z’n tienen of vijftienen verstoppertje of Buskruit, wat eigenlijk ook gewoon verstoppertje was of oorlogje. En we gingen stoepranden, middag na middag.

En vlak bij de staat waar ik als kind woonde was een dijk. In de zomer als het gras gemaaid was, gingen we van dat droge gras tenten proberen te bouwen. We kauwden op zuring, lurkten honing uit doofnetels en versierden ons haar met madeliefjes.

In de straat waar ik als kind woonde had ik lieve buren. Zij waren heel netjes en juist daarom vond ik het zo heerlijk om er te komen. Met mijn buurmeisje speelde ik kantoortje aan een keurig opgeruimde tafel. En at ik chips uit mooie bakjes. Als ik daar op zondag wel eens meeat, hoefde ik geen rumoerige broers te overstemmen en werd er gewoon naar me geluisterd.

In de straat waar ik woonde was het eigenlijk altijd fijn. Wat ben ik blij dat ik nog altijd kon komen in de straat waar ik als kind woonde. Mijn ouders wonen er nog steeds. En om de maandag spelen mijn dochters er op hetzelfde grasveldje. Ze hebben er leren fietsen. Ze hinkelen er, ze knikkeren er, ze stoepkrijten er en ze hebben er bijna net zo veel plezier als ik had. En er zijn weer zoveel buurtkinderen. Ze hebben alleen niet zo’n fijn buurmeisje en zulke fijne buren als ik had.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten